Begin
zeventiger jaren dook in Norg Kalabart Scheitelwants op, een nieuwe,
zeer jeugdige Drentse dichter wiens poëzie meteen luid werd bejubeld,
vooral zijn "Hannekebraaiserie", een reeks van tweeëndertig kwatrijnen,
verschenen in het historisch tijdschrift "Oud en Ouder Norg" in het
najaar van 1971 en het voorjaar van 1972, werd veel gelezen. De reeks
gedichten vroeg aandacht voor oude, inmiddels verdwenen beroepen, zoals
het graspiepelen en het strofstampen, dat tot ver in de negentiende
eeuw rondom Norg gebruikelijk was. Scheitelwants had er onderzoek naar
gedaan en ontdekt dat zijn betovergrootvader van moederzijde Sutelman
Boksma destijds de graspiepelaarkampioenschappen verscheidene malen
gewonnen had en rond 1856 zich zelfs koning der graspiepelaars mocht
noemen en daartoe een mantel en kroon had uitgereikt gekregen.
Scheitelwants had lang gezocht naar een foto van zijn voorvader, maar
zelfs met de hulp van de redactie van "Oud en Ouder Norg" helaas geen
gevonden, later was Sutelman Boksma klaarblijkelijk aan lager wal
geraakt, want hij overleed in Veenhuizen. Scheitelwants
wist in 1974 een groepje jeugdige Drentse dichters om zich te vergaren
dat zich "Jong Norg" noemde en dat tweemaal per jaar een blad uitbracht
dat "Norg Onze Zorg" ging heten, die titel was een grapje omdat zo,
volgens Scheitelwants, "verwarring werd gesticht" en bejaarde Norgers
wellicht een abonnement namen omdat ze via het blad dachten korting te
krijgen op steunkousen, wandelstokken en rollators. Opnieuw speelde -
ook in dit blad - het Drentse landschap een voorname rol, zo schreef
Katrieneke Flokker een drietal sonnetten over de Peester Maden, een
landschap langs het Oostervoortsche Diep, sonnetten, die overigens door
een anonieme recensent van de "Asser Huis- en Heembode" (een in Assen
e.o. verschijnend gratis huis-aan-huisblad) verkeerd werden
geïnterpretteerd als poëzie die over het liefdesleven van jeugdige
vliegen ging en Gammert van
den Mooker in de "Uffeltse Trompet" veronderstelde dat maden het
meervoud was van het Engelse made, hij vond daarom de constructie van
Katrieneke Flokkers dichtwerk nogal wankel. Bij
Scheitelwants had zich, behalve Katrieneke Flokkers, nog een viertal
dichters aangesloten, van wie Pieter-Jan Karbonkelaar, oorspronkelijk
afkomstig uit het ver van Norg gelegen Barger-Erfscheiderveen, de meest
opvallende was, omdat hij zich als een troubadour uit de dertiende eeuw
kleedde en behalve van een paard van geen ander vervoersmiddel gebruik
wenste te maken, maar omdat de aanschaf van een paard zijn verdiensten -
hij was stoelenmatter - ver te boven gingen, verplaatste hij zich
wanneer het donker was per hondenkar. Het dient te worden opgemerk dat
Scheitelwants, nadat hij Karbonkelaar in "Jong Norg" had opgenomen, hier
na een maand of drie enorme spijt van kreeg, want Karbonkelaar bleek
een dwarsligger, die, zo zei Scheitelwants, in plaats van stoelenmatter,
wegwerker bij de spoorwegen had dienen te worden. In de eerste plaats
hield Karbonkelaar zich nauwelijk bezig met het bezingen van het Drentse
landschap, maar verschenen er geheel tegen de afspraak hoofdzakelijk
pornografische dichtwerkjes van zijn hand en werd hij zelden aangetroffen zonder een fles bessenjenever en een zak suikerklonten in zijn hand. Maar
voordat Kalabart Scheitelwants samen met de andere leden van "Jong
Norg": Katrieneke Flokker en broer en zus Mamserina en Heiderik
Ooyenbarg een besluit hoefde te nemen om Pieter-Jan Karbonkelaar uit hun
genootschap te stoten, loste het probleem zich vanzelf op doordat
Karbonkelaar om half twee 's nachts tussen Langelo en Norg op de N373 op
een onverlichte hondenkar en bovendien beschonken werd betrapt door een
volle neef van Tjubbe Kleinverdriet, eveneens Tjubbe Kleinverdriet
geheten en tevens agent van politie, maar ditmaal, oorspronkelijk niet
uit Rottevalle doch, uit Houtigehage. Laatst genoemde Tjubbe belde
dezelfde nacht meteen zijn neef woonachtig in Elp om hem zijn
heterdaadje (hij gebruikte de woorden "op 'e die) te melden, deze was
echter zeer depressief vanwege het feit hij dat juist de vorige dag een
schrijven van Mr. Knellik Roomstruif uit Assen had ontvangen, waarin hij
werd beschuldigd van belediging van de heer Padje P. Ejersma. Negen
maanden nadat Pieter-Jan Karbonkelaar uit "Jong Norg" werd gezet
verliet ook, maar om heel ander redenen, Kalabert Scheitelwants het
dichtersclubje. Hij trad in het huwelijk met de uit het Groningse Ulrum
afkomstige Geertruida Fyterdouns, die vanwege haar uiterst christelijke
achtergrond - van huis uit was ze staatshistorisch gereformeerd
onderhoudende artikel 543 - gedreigd had de verloving te verbreken,
wanneer Scheitelwants niet met, zo haar woorden, "zijn heidense
rijmelarijen" zou ophouden. Het vaan van "Jong Norg" werd dus voortaan
verder gedragen door het trio Katrieneke Flokker en zus en broer
Mamserina en Heidrik Ooyenbarg, dat ging echter niet lang zonder
problemen, vooral nadat er tussen Katrieneke en Heidrik een meer dan
platonische verhouding was onstaan en Mamserina zich als vijfde wiel aan de wagen ging voelen, alhoewel het juister zou zijn geweest om over "der Dritte im Bunde" te spreken.
Haar woede liet ze blijken in het gedicht "Broeders Verraad" dat in de
Drentse dichtersalmanak van dat jaar een prominente plaats verwierf,
maar tegelijkerijd een niet te helen breuk met zowel Heidrik als
Katrieneke opleverde. In
feite eindigt hier de beschrijving van de Drentse poëzie uit de tweede
helft van de twintigste eeuw, waarbij ik veel heb kunnen putten uit de
notities van Maarten Stampeier, literair recensent van de
"Valthermondse Koerier". Hij wist in telefonisch contact, dat ik een
dezer dagen met hem had, nog wel te melden dat Mamserina Ooyenburg,
nadat zij zich zo duidelijk "der Dritte im Bunde" had gevoeld was
getrouwd met ene Heinz Schumtöffel uit Bünde en daar een letterkundig
genootschap had opgericht, dat valt echter buiten ons bestek, want die
plaats ligt in Westfalen en niet in Drenthe. Ook wist Stampeier me nog
te wijzen op een verhaal op rijm van een onbekende dichter uit de
Drentse hoofdstad "Rachmones, de man van de maan", maar meer dan de
titel heeft hij niet kunnen achterhalen.