Henri
Creautencrout stak dus bijster weinig op in Diepenheim, al leerde hij
er wel een dame met de merkwaardige voornaam Wapendepot kennen die
regelmatig bezoek kreeg van zogenaamde hoogmogenden, van wie een aantal,
Lippchen - of iets dergelijks - geheten, onder de in Nederland
bejubelde naam Oranje opereerde. Soms kwam ook een heer Hasjewein
vergezeld van zijn bevlekt verleden op de koffie, voor hem werd altijd
Darboven in huis gehaald. Vanwege het teloor gaan van een ooit door
mevrouw Wapendepot in Oost-Duitsland bezeten landgoed wist de oudste
Lippchen een flinke schadevergoeding van de Duitse Bondsrepubliek in de
wacht te slepen onder het mom dat de Lippchens zo ongeveer de
allerergste Nederlandse krijgsbeschadigden waren. Dit Lippchen wist
trouwens, met medewerking van het gouvernement dat buitengewoon bevreesd
was voor een schmolllippchen overal een slaatje uit de slaan, maar
omdat we hier de Drentse poëzie in het zonnetje proberen te zetten,
zullen we net zoals trouwens gans Nederland, niet langer bij de familie
Lippchens stil staan en alleen maar bij het ontwaren van één der Hunnen
in gejuich uitbarsten.
Het
bleef een paar jaar stil wat betreft de Drentse dichtkunst, maar in
1961 verscheen er een klein bundeltje van de hand van Sokkerling
Hoekenpak, die door de de echte Drentse literatoren het liefst
vergeten wordt en bijvoorbeeld door Bart-Jan Buitenkomst,
poëzierecensent van de "Beiler Heraut" als maker van bijzonder goedkope
rijmelarij wordt neergezet, echter buitengewoon geliefd is bij de
doorsnee-Drent, zeker nadat veel van zijn gedichten op muziek zijn
gezet door zijn broer Jurre Hoekenpak en met begeleiding van de
"Zwinderse Boys" op een grammofoonplaat verschenen. Vooral "Als ik in mijn
hunebed lig te dromen", "Als de klok van Uffelte" en "Schaapjes, hoe
kan ik jullie danken" werden destijds door de in overvloed in Drenthe
opererende radiopiraten veel gedraaid. De zang op de plaat werd door
Sokkerling en Jurre zelf verzorgd en terecht is opgemerkt dat ver
voordat er sprake was van een hype rond de Friese Hepie & Hepie,
Drenthe een mannelijke versie had met Lammert & Lammert, want dat
waren de artiestennamen van Sokkerling en Jurre. Het
succes van het duo Lammert & Lammert had gevolgen, want kort daarop
meldde zich ene Padje P. Ejersma uit Mantinge als Drentse volkspoëet.
Hij verzamelde een aantal leden van een bromfietsclub - rijdend op
Puchs met hoogstuur en potje - om zich heen en overviel daarmee op
zaterdagavond een groot aantal Drentse herbergen, waar de jeugd dansend
bijeen kwam, het lokale bandje werd door de bromfietsers tot zwijgen
gebracht waarop Ejersma het podium betrad, de tafel van elf opzegde,
gevolgd door enige gedichten met een sterk pornografische inslag, waarna
hij zijn broek liet zakken en verdween voordat de plaatselijke
politieambtenaar, gewaarschuwd door de herbergier, het pand betrad. Daar
kwam pas een eind aan toen hij met zijn pantalon nog op de schoenen in
Elp werd gearresteerd door agent tweede klas Tjubbe Kleinverdriet
die Ejersma voor de voeten wierp dat hij in plaats van een volkspoëet
een volksproleet was en hem geboeid afvoerde naar de Drentse hoofdstad
waar Ejersma werd ingesloten, terwijl een luid joelend bromfietsclubje
zich voor het bureau bevond.
Verbalisant Tjubbe Kleinverdriet, afkomstig uit het Friese Rottevalle, bewees door Ejersma een volksproleet te noemen opnieuw dat het tussen Friezen en Drenten - en omgekeerd - nimmer zal boteren, want amper was Ejersma op maandagochtend op vrije voeten of hij zat met financiële ondersteuning van het bromfietsclubje bij advocaat Knellik Roomstruif aan de Kerkhofslaan in Assen om een klacht wegens belediging tegen Kleinverdriet in te dienen. Mr. Roomstruif verzekerde Ejersma dat die aanklacht tegen "de domme diender" zonder meer succes zou hebben, hij sprak zelfs van "een eitje", letterlijk had hij het over "n eigie". Maar wij dwalen af, alhoewel Knellik Roomstuif in de "Bode voor Coevorden en Omstreken" na zijn pensionering wekelijks een sonnet publiceerde over de schoonheid van Drentse deernes, zij het onder de schuilnaam Harmen Boelterboik.
Verbalisant Tjubbe Kleinverdriet, afkomstig uit het Friese Rottevalle, bewees door Ejersma een volksproleet te noemen opnieuw dat het tussen Friezen en Drenten - en omgekeerd - nimmer zal boteren, want amper was Ejersma op maandagochtend op vrije voeten of hij zat met financiële ondersteuning van het bromfietsclubje bij advocaat Knellik Roomstruif aan de Kerkhofslaan in Assen om een klacht wegens belediging tegen Kleinverdriet in te dienen. Mr. Roomstruif verzekerde Ejersma dat die aanklacht tegen "de domme diender" zonder meer succes zou hebben, hij sprak zelfs van "een eitje", letterlijk had hij het over "n eigie". Maar wij dwalen af, alhoewel Knellik Roomstuif in de "Bode voor Coevorden en Omstreken" na zijn pensionering wekelijks een sonnet publiceerde over de schoonheid van Drentse deernes, zij het onder de schuilnaam Harmen Boelterboik.