7.4.24

Drentse poëzie 3

In het najaar van 1950 verscheen het laatste  nummer van "De Rammenasser" waarin een polemiek tussen Ammerstonk Steengracht van Mooyland  en Hilbertus Heinebalk Knevelenburg over de tekst van het tijdens de Tweede  Wereldoorlog veel gezongen lied over de in eigen beheer plaatsgevonden hebbende tabaksteelt, waarbij Van Mooyland stelde dat de tekst "Hotssjek, hotsjek, eigenbouw is rotshag" zou zijn geweest en Knevelenburg "Fortsjek, fortsjek, eigenbouw is rotssjek". Van Mooyland was destijds voorzitter van de "Lippe en Lippizaner Idolaten Vereniging" en tevens eindredacteur van het blad  van die vereniging "Hengstenbal", Knevelenburg was gepensioneerd boekhouder van de Raiffeisenbank in Nieuw-Schoonebeek. Het had er heel  even op geleken dat het bestaan van "De  Rammenasser" kon worden gerekt omdat vanwege de medewerking van Van Mooyland de oplage met een tienvoud had moeten worden verhoogd (voornamelijk wegens aanschaf door in Lippe geïnteresseerde oud-militairen, waaronder veel Indiëgangers), maar helaas was het aantal vaste abonnees nooit boven de 89 gestegen en had Godfried Blasfemicius er voortdurend geld op toe moeten leggen. Zijn toekomstige echtgenote Haakje Brodzerman had daar medio 1950 paal en perk aangesteld. Het zag  er korte tijd slecht uit voor de in Drenthe door Drenten geschreven en gepubliceerde poëzie, maar in het najaar van 1951 verscheen een nieuw - notabene geïllustreerd - tijdschrift onder redactie van twee jeugdige Drenten Lila Bomkefresser en Remmer Beukelommer, scholieren aan het stedelijk gymnasium in Hoogeveen, maar woonachtig in Pesse, vandaar de naam van hun kwartaalblad "Pessemist". Lila's vader, directeur van de lokale zuivelfabriek, verstrekte voorlopig de  nodige pecunia, maar had de beide scribenten op het hart gedrukt, dat zij echt werk van hun tijdschrift moesten maken, want dat hij van plan was slechts de eerste twee jaar "Pessemist" financieel  te ondersteunen. Lila en Remmer hadden op twee na, het hele lerarencorps van hun school een abonnement aangesmeerd en op elf na waren ook alle leerlingen van het stedelijk gymnasium vaste afnemer à raison van f.11,50 per  jaar. Zij hadden een medeleerling, Eicko Pontemissaal bereid gevonden  de illustraties te verzorgen, maar die gaf er na twee nummers de brui aan, sindsdien maakte Remmer de tekeningen zelf. Omdat Bomkefresser sr. de nodige relaties had in hogere Drentse kringen werden Lila en Remmer op 3 februari 1952 ontvangen door de Commissaris der Koningin in Drenthe, hetgeen een foto opleverde op de voorpagina van de "Algemene Drenthse Courant", het bijna huis aan huis gelezen provinciale dagblad.Bij  de voorbereiding van het vierde nummer van "Pessemist" onstond er onenigheid tussen de beide redacteuren Lila Bomkefresser en Remmer Beukelommer, omdat de eerste persé een interview met  Berendina Candalabar uit Kibbelveen wilde opnemen, behalve vriendin van haar vader - die het tijdschrift financierde - een dame met een uiterst twijfelachtige reputatie, die afkomstig uit het over de grens gelegen Altenschloot, tijdens oorlog lid geweest zou zijn van de Bund Deutscher Mädel en een inzamelingspunt van beukennootjes in die plaats zou hebben beheerd. Remmer Beukelommer wilde niets van een interview met Candalabar weten omdat zij, alhoewel een verdienstelijk dichteres, op geen enkele wijze iets zou bijdragen aan de moderne Drentse poëzie, die "Pessemist" diende uit te dragen en die nadrukkelijk in een manifest in het eerste nummer was neergezet en samengevat in "Fier wappert ons dichterlijk vaan over Dwingelderveld en DieverzandZes jaar geleden, kort voor zijn overlijden, sprak ik Remmer Beukelommer, die mij duidelijk maakte dat het conflict met Lila Bomkefresser rond de "Pessemist" destijds heel wat heviger was geweest dan hetgeen naar buiten gekomen was en dat hij daarom zijn medewerking aan het blad bij het ingaan van  de tweede jaargang had beëindigd. Hij vertelde dat Berendina Candalabar door de vader van zijn mederedacteur Lila Bomkefresser naar voren was geschoven als medewerkster, terwijl hij - Beukelommer - wist dat zij in zaaltjes van cafés in diverse Drentse plaatsen aan gebedsgenezing en handoplegging deed, iets wat in die jaren vijftig in de hoogste vaderlandse  kringen overigens schering en inslag was, maar dat hij een fel tegenstander van dergelijk obscurisme was geweest en de "Pessemist" niet als reclamefolder voor dit soort onzin wenste te gebruiken. Bovendien had  hij een sterk vermoeden dat Candalabar maitresse van de  oude Bomkefresser was. Nee, hij had destijds de pijp aan Maarten gegeven, terwijl de "Pessemist" kort daarop verscheen als "Ochtendgloren", met Lila Bomkefresser en Berendina Candalabar als redacteuren. Veel gedichten werden niet meer gepubliceerd. Abonnementen van de medescholieren werden trouwens opgezegd en vervangen door die van Drenten met familieleden met  geestelijke dan wel lichamelijke defecten. Na het verscheiden van "Pessemist" poogde Remmer Beukelommer met Henri Creautencrout, afkomstig uit een Gasselter Hugenotenfamilie, een nieuw aan poëzie gewijd tijdschrift op te richten, vanwege de kosten, beiden waren scholier, voorlopig gestencild op de Gestetner van Remmers oom in Borger. Helaas was succes voor het nieuwe kwartaalschrift dat "Nagelgroes" ging heten en voornamelijk gedichten in het Drents zou bevatten, niet weggelegd en na een  tweetal nummers gaven Beukelomer en Creautencrout er de brui aan, ook omdat voor beiden het eindexamen wachtte en Creautencrout een boswachtersstudie ambieerde onder leiding van kolonel Alexis Pantchoulidzew op kasteel Warmelo in Diepenheim. Van  het laatste kwam overigens weinig terecht want  behalve paardenmestscheppen en nuttigen van Danziger goldwasser viel er in Diepenheim weinig te beleven.