In
het najaar van 1950 verscheen het laatste nummer van "De Rammenasser"
waarin een polemiek tussen Ammerstonk Steengracht van Mooyland en
Hilbertus Heinebalk Knevelenburg over de tekst van het tijdens de Tweede
Wereldoorlog veel gezongen lied over de in eigen beheer plaatsgevonden
hebbende tabaksteelt, waarbij Van Mooyland stelde dat de tekst
"Hotssjek, hotsjek, eigenbouw is rotshag" zou zijn geweest en
Knevelenburg "Fortsjek, fortsjek, eigenbouw is rotssjek". Van Mooyland
was destijds voorzitter van de "Lippe en Lippizaner Idolaten Vereniging"
en tevens eindredacteur van het blad van die vereniging "Hengstenbal",
Knevelenburg was gepensioneerd boekhouder van de Raiffeisenbank in
Nieuw-Schoonebeek. Het had er heel even op geleken dat het bestaan van
"De Rammenasser" kon worden gerekt omdat vanwege de medewerking van Van
Mooyland de oplage met een tienvoud had moeten worden verhoogd
(voornamelijk wegens aanschaf door in Lippe geïnteresseerde
oud-militairen, waaronder veel Indiëgangers), maar helaas was het aantal
vaste abonnees nooit boven de 89 gestegen en had Godfried Blasfemicius
er voortdurend geld op toe moeten leggen. Zijn toekomstige echtgenote
Haakje Brodzerman had daar medio 1950 paal en perk aangesteld. Het
zag er korte tijd slecht uit voor de in Drenthe door Drenten
geschreven en gepubliceerde poëzie, maar in het najaar van 1951
verscheen een nieuw - notabene geïllustreerd - tijdschrift onder
redactie van twee jeugdige Drenten Lila Bomkefresser en Remmer
Beukelommer, scholieren aan het stedelijk gymnasium in Hoogeveen, maar
woonachtig in Pesse, vandaar de naam van hun kwartaalblad "Pessemist".
Lila's vader, directeur van de lokale zuivelfabriek, verstrekte
voorlopig de nodige pecunia, maar had de beide scribenten op het hart
gedrukt, dat zij echt werk van hun tijdschrift moesten maken, want dat
hij van plan was slechts de eerste twee jaar "Pessemist" financieel te
ondersteunen. Lila en Remmer hadden op twee na, het hele lerarencorps
van hun school een abonnement aangesmeerd en op elf na waren ook alle
leerlingen van het stedelijk gymnasium vaste afnemer à raison van
f.11,50 per jaar. Zij hadden een medeleerling, Eicko Pontemissaal
bereid gevonden de illustraties te verzorgen, maar die gaf er na twee
nummers de brui aan, sindsdien maakte Remmer de tekeningen zelf. Omdat
Bomkefresser sr. de nodige relaties had in hogere Drentse kringen werden
Lila en Remmer op 3 februari 1952 ontvangen door de Commissaris der
Koningin in Drenthe, hetgeen een foto opleverde op de voorpagina van de
"Algemene Drenthse Courant", het bijna huis aan huis gelezen provinciale
dagblad.Bij
de voorbereiding van het vierde nummer van "Pessemist" onstond er
onenigheid tussen de beide redacteuren Lila Bomkefresser en Remmer
Beukelommer, omdat de eerste persé een interview met Berendina
Candalabar uit Kibbelveen wilde opnemen, behalve vriendin van haar vader
- die het tijdschrift financierde - een dame met een uiterst
twijfelachtige reputatie, die afkomstig uit het over de grens gelegen
Altenschloot, tijdens oorlog lid geweest zou zijn van de Bund Deutscher
Mädel en een inzamelingspunt van beukennootjes in die plaats zou hebben
beheerd. Remmer Beukelommer wilde niets van een interview met Candalabar
weten omdat zij, alhoewel een verdienstelijk dichteres, op geen enkele
wijze iets zou bijdragen aan de moderne Drentse poëzie, die "Pessemist"
diende uit te dragen en die nadrukkelijk in een manifest in het eerste
nummer was neergezet en samengevat in "Fier wappert ons dichterlijk vaan over Dwingelderveld en Dieverzand”. Zes
jaar geleden, kort voor zijn overlijden, sprak ik Remmer Beukelommer,
die mij duidelijk maakte dat het conflict met Lila Bomkefresser rond de
"Pessemist" destijds heel wat heviger was geweest dan hetgeen naar
buiten gekomen was en dat hij daarom zijn medewerking aan het blad bij
het ingaan van de tweede jaargang had beëindigd. Hij vertelde dat
Berendina Candalabar door de vader van zijn mederedacteur Lila
Bomkefresser naar voren was geschoven als medewerkster, terwijl hij -
Beukelommer - wist dat zij in zaaltjes van cafés in diverse Drentse
plaatsen aan gebedsgenezing en handoplegging deed, iets wat in die jaren
vijftig in de hoogste vaderlandse kringen overigens schering en inslag
was, maar dat hij een fel tegenstander van dergelijk obscurisme was
geweest en de "Pessemist" niet als reclamefolder voor dit soort onzin
wenste te gebruiken. Bovendien had hij een sterk vermoeden dat
Candalabar maitresse van de oude Bomkefresser was. Nee, hij had
destijds de pijp aan Maarten gegeven, terwijl de "Pessemist" kort daarop
verscheen als "Ochtendgloren", met Lila Bomkefresser en Berendina
Candalabar als redacteuren. Veel gedichten werden niet meer
gepubliceerd. Abonnementen van de medescholieren werden trouwens
opgezegd en vervangen door die van Drenten met familieleden met
geestelijke dan wel lichamelijke defecten. Na
het verscheiden van "Pessemist" poogde Remmer Beukelommer met Henri
Creautencrout, afkomstig uit een Gasselter Hugenotenfamilie, een nieuw
aan poëzie gewijd tijdschrift op te richten, vanwege de kosten, beiden
waren scholier, voorlopig gestencild op de Gestetner van Remmers oom in
Borger. Helaas was succes voor het nieuwe kwartaalschrift dat
"Nagelgroes" ging heten en voornamelijk gedichten in het Drents zou
bevatten, niet weggelegd en na een tweetal nummers gaven Beukelomer en
Creautencrout er de brui aan, ook omdat voor beiden het eindexamen
wachtte en Creautencrout een boswachtersstudie ambieerde onder leiding
van kolonel Alexis Pantchoulidzew op kasteel Warmelo in Diepenheim. Van
het laatste kwam overigens weinig terecht want behalve
paardenmestscheppen en nuttigen van Danziger goldwasser viel er in Diepenheim weinig te beleven.