11.11.10

Spelen in blessuretijd of halachie, halacha 1

Als ik vanaf de tramhalte omkijk, zie ik ze, de mensen uit mijn gespreksgroep, zitten in de zon op het terras van het café. Niet mijn soort café. Ik hou niet van perzische kleedjes op tafel, bovendien is de ober te dik en vooral te populair van toon. Ik vecht tegen mijn tranen: dit is voorlopig het einde, verder terug kan ik niet. Er is verdriet, maar ik geneer me ook.
In de trein legt Ralph me de driehoek uit, tenminste dat probeert hij. Pesterig zeg ik: "Een gevarendriehoek zet je achter je auto op de vluchtstrook als je pech hebt."
"Zie je, je weet het niet!" Hij pakt een stuk papier: "Kijk, bovenaan zet ik de redder, links op de basis zet ik het slachtoffer en rechts op de basis de vervolger. Zo zitten de meeste relaties in elkaar. Als je redder wilt zijn, dan maak je de ander automatisch tot slachtoffer."
Ik kijk uit het raam en zie Zaltbommel. Vervolger dan maar, besluit ik, eindelijk geen slachtoffer meer en ik ga in SS-uniform naar Joods Maatschappelijk Werk. Het uniform verberg ik, samen met de pet tot ik binnen ben, onder een lange regenjas. Eenmaal binnen ga ik rechts en daarna links een trapje op. Ik hang de jas op, zet de pet op en kom de kamer binnen. Hoekig steek ik - welke arm ook alweer, dat moet ik nakijken - mijn arm op: "Heil Hitler".
"Wat is jouw geschiedenis ", vraagt Louise, die Gruppenführerin.
Niet opvallen, vooral niet opvallen, was de boodschap, die ik van huis meekreeg. Maar hoe maak je je als kind onzichtbaar? Ben ik daarom zo woedend over het gedrens, het geren, het gejengel, het geschreeuw van kinderen in winkels, in trappenhuizen, in treinen?
"Das werd' ich erzählen", bits ik. Zal ik de anderen, die al een paar maanden hun oorlogservaringen uitwisselen laten opstaan of zal ik zelf blijven staan en met korte schreden rondstappen? Dat laatste, natuurlijk dat laatste. Slachtoffers zitten. Vervolgers staan, hebben leren handschoenen losjes in de hand en slaan er ongedurig mee op eigen dij of in het gezicht van hun slachtoffers.
"Wer von Euch war in Auschwitz?', vraag ik. "Achso, keiner. Nehmt Euch ein Vorbild an Sally, der mich erst in Middelburg vom Zug abgeholt hat, der jedes Jahr fünf mal nach Auschwitz fährt, das is ganz was anderes als das Joods Historisch Museum. Auschwitz ist the greatest shoah on earth, starring six million fiddlers on the roof. Mit in den Nebenrollen Vertreter aller Europäischer Völker. Sally hartet sich selbst ab mit fünf kalten Duschen pro Jahr."
Wie was mijn vader anders dan een man tussen duizenden boeken, een man die niet met me speelde en die voor het gemak de rails van mijn electrische trein op vier planken had laten spijkeren, zodat er maar vier contacten hoefden te worden vastgemaakt om de trein zijn ovale rondjes te laten rijden, in plaats van de rails eens in allerlei variaties neer te leggen. Mijn vader fietste niet, bouwde geen vliegers, plakte geen banden. Hij las.
De ochtend nadat ik Claude Lanzmanns "Shoah" heb gezien, loop ik naar het station om met de trein naar mijn werk te gaan. Voor de eerste keer in mijn leven vraag ik me af waarom ik met de trein ga.