27.9.22

NEUS 3

Drie weken later ging om om kwart voor twee de telefoon. Aan de lijn dienstdoend ambtenaar Serafijntje Matterhorn:  of ik me maar vergezeld van vier foto's met en zonder neus, deugdelijke identiteitspapieren en mijn moeder, eveneens voorzien van deugdelijke identiteitspapieren, om 15 uur 49 diezelfde middag op de politiepost 437B2 wilde melden ter vermoedelijke hereniging met mijn neus. Nou ben ik achtendertig en ik loop dus al enige jaren niet meer aan de hand van mijn moeder, maar Serafijntje Matterhorn stond op het meebrengen van mijn moeder, omdat moeders, zo zei ze, nu eenmaal de neuzen van hun zoons het beste kennen en het bovendien politievoorschrift was. Het gaf nog een heel gedoe om samen met mijn moeder om 15 uur 49 op de stoep van politiepost 437B2 te staan, maar het lukte. Om exact 15 uur 47 reden we in moeders brommobiel het parkeerterrein op. Helaas bleek de deur van 437B2 gesloten en zelfs na drie keer aanbellen werd niet opengedaan. Ik herinnerde me dat het buro van half twaalf tot vier uur open was en zei voorzichtig: "Mam, ik geloof dat oom agent vandaag iets te vroeg naar huis is gegaan." Maar de poppen waren al  aan het dansen. Moeder was razend: "Het tuig. Ze moeten altijd ons hebben. Nooit de gebruikers van een zoutarm dieet, nooit de lezers van de Donald Duck, nooit de motorrijders op de A27. Nee, wij zijn altijd de klos! Geen politiepost was tussen veertig en vijfenveertig dicht, jongen, ze waren vierentwintig/zeven open en ze wisten oom Jacob en tante Saar, oom Simon en tante Judith, oom Bram en tante Esther, noem ze allemaal maar op, met hun kinderen erbij, perfect te vinden. De deuren stonden wagenwijd open voor aangifte van onze vaste en onze losse neuzen. Voor elke gevonden neus werd zelfs een bedrag betaald. Sommige agenten hadden er een fantastische bijverdienste aan." Ze molenwiekte met haar handtas en krijste: "Chazzèrem!!!"
Moeder voerde inmiddels op het kleine bordes van de politiepost een dansje uit, dat met een aantal minieme choreografische ingrepen zo in "Fiesta Gitana" opgenomen had kunnen worden. Ze zwiepte haar handtas van links naar rechts, zodat deze uiteindelijk het glas naast de deur raakte van waar achter een affiche met het hoofd van de 47-jarige Barbara Lebber-Beck uit Laren mij aangrijnsde: aanwijzingen die bijdroegen aan de oplossing van de op haar vorig jaar november gepleegde moord beloofden 10.000 euro. 
"Chazzèrem", klonk het opnieuw.
De deur van het buro ging open. Om de aandacht van moeder enigszins af te leiden, deed ik op dat moment een klein hakkendansje, klapte  in mijn handen en riep: "olé". Alleen een flamencogitarist ontbrak, het was inmiddels 16 uur 12. Maar in plaats van een gitarist verscheen een agent in de deuropening: een uiterst kaalhoofdig heer, hij richtte het woord tot moeder: "En mevrouwtje waar zijn we hier mee bezig?"
"Waar zijn we hier mee bezig? Waar zijn we hier mee bezig? Wij zijn nu precies 24 minuten bezig om te zorgen dat mijn zoon met zijn neus herenigd wordt. Wij waren hier om elf minuten voor vier besteld, maar politiepost 437B2 bleek dicht, terwijl daar" - en moeder wees op het bord naast de deur- "duidelijk staat dat de post tot vier uur geopend dient te blijven".
"We sluiten, en dat weet iedereen mevrouwtje, deze post altijd om kwart voor vier. Uit voorzorg."
"Uit voorzorg voor wat?"
"Opdat we niet om vier uur nog hele rapporten moeten opmaken van zaken die zich in dat laatste kwartier voordoen!"
"Hoe kan het dan dat wij hier om elf voor vier besteld waren?"
"Door wie bent u hier besteld, dame?"
Ik besloot het woord te nemen: "Door ene Serafijntje Matterhorn".
"Nooit van gehoord, en wie mag dat dan wel wezen?"
"In 1943 waren jullie alle dagen van de week open", viel moeder in.
"Ja, dat waren nog eens enige tijden. Maar wie is mevrouw Matterhorn?"
"Ze heeft  mij over mijn neus gebeld."
"Gebeld, zegt U. Gebeld? Wij doen hier niets per telefoon af, dat moet de nieuwe nationale recherche geweest zijn, die u aan de telefoon gehad hebt. Ach ziet u, het is even wennen, de nationale politie!"