30.12.10

Potifar 15

Met de van hem bekende pruillip liep Neander Thahlmann naar het hoofd van de eerste tafel, waar de Grote Boentoet naast Jopie Schoonbroertje troonde.
"Heer Boentoet....", begon hij.
Maar de Grote Boentoet onderbrak hem zonder van zijn zwijnshersens op te kijken ogenblikkelijk: "Nu even geen huilie-huilie, ga maar naar Pinus Stabberzdrond, die heeft vast wel een oplossing voor je probleem" en hij maakte een wegwuivend gebaar met zijn rechterhand.
"Maar heer Boentoet..."
"O, neem me niet kwalijk, ik realiseerde me niet dat u gast was, ik dacht een fractielid voor me te hebben. Neemt u mij alstublieft niet kwalijk. Wat is er aan de hand?
"Die man...., die halflege botol-cebok...., die.... zegt mijn allergrootste en vriend Neander von Schlummpfer niet gekend te hebben. Ik weiger door zo'n..., zo'n kontol kripoet gevoerd te worden!"
"Goed, goed, stuur Potifar maar weg en zoek zelf maar iemand uit. Ik voer nu net een interessant gesprek met de heer Schonebroertje over de bestrijding van Cohen en de zijnen, alhoewel dat nauwelijks meer nodig is."
"O, o, o, ik wil u daar in mijn columns volgaarne mijn bijdrage aan leveren, ik ben uw dienaar t'aller stond!"
Daarna liep Neander grijnzend terug naar zijn stoel bij de open haard en vertelde Potifar dat hij kon oprotten en er meer van zou horen. Dat laatste verzon hij er zelf bij, maar Neander had wel vaker verhaaltjes verzonnen. Nu eens even goed nadenken, die twee tegenover hem zittende wijfjes had hij nu wel gehad, daar was de lol af, eens even kijken....hoe heette dat mens van de natuur- en voedselkwaliteit ook weer? Die zou gezien haar portefeuille uitstekend geschikt zijn om hem de rest van de maaltijd op te voeren. O ja, Katskelia Gnoederfoet.