Het enige dat Immerhin nog miste was een Nederlandse klerenhangercatalogus met afbeeldingen en prijzen. Hij had het er met Balkema op hun jaarlijkse bijeenkomsten in Zwolle wel eens over gehad, maar die vond het onzin. Toch zou het handig zijn, want zonder catalogus wist je niets van zeldzaamheid en prijzen, je moest een schatting maken. Immerhin begreep best dat een vooroorlogs Amsterdams C&A-hangertje hooguit twintig cent waard was, maar wat was een klerenhanger van Van Schuppen uit Veenendaal waard? Tien euro, dertig euro, vijftig euro? Balkema zei als het over prijzen ging altijd: "Het is, wat de gek er voor geeft!" Maar dat was het nou net, Balkema en hij waren de enige gekken. En het als het er op aankwam wist Balkema heel goed wat hij voor een klerenhanger uit een kleine Friese plaats, die hij dubbel had, moest vragen. Laatst nog bood hij in een telefoongesprek een hanger aan uit Dokkum, die moest vijfenzeventig euro opbrengen. Dat was geen kattenpis.