"Die zaterdagmiddag had ik een lijkwagen gekocht. Ik was al een
tijdje op zoek geweest naar een vervangende auto gedurende de winter
voor mijn Chevrolet cabriolet uit 1938. Ik had eerst in het dorp waar ik
woonde geinformeerd bij een lokale garagist of ik zijn verouderde
begrafenisauto kon kopen, maar die vond dat niet verantwoord tegenover
zijn klanten. Uit Amsterdam had ik met drie vrienden drie verlengde
Mercury volgwagens uit 1957 gehaald voor het gezamenlijke kapitale
bedrag van duizend gulden, maar zo’n auto met separatie en strapontins
was toch wel erg groot en gebruikte veel benzine. In de Betuwe vond ik
een Ford Ranchwagon uit 1953 met zwart/zilveren gordijntjes, kortom
compleet met alles wat een begrafenisauto tot begrafenisauto maakte.
Heel indrukwekkend, startte de verkoper, buiten de wagen staand door het
sleuteltje om te draaien, de motor. Daarna maakten we een heel lange
proefrit. Ik kreeg het gevoel dat de man maar moeilijk afscheid kon
nemen, terwijl ik al lang besloten had dat dit mijn auto voor de winter
zou worden. In de garage stond al een jongere begrafenisauto klaar.
Achter de man liep ik naar zijn kantoor om te betalen, de wanden van het
kantoor waren van boven tot onder beplakt met foto’s van racewagens.
Compensatie voor iemand die altijd bijna stapvoets rijdt?"