2.11.07

Fiechemann 33

“Doet me leed, die heb ik niet. Alles is hindegelaten in het oudersthuis.”
“Ik heb achter in het geschaft nog wel iets tot aantrekken, Heer Doktor Doktor Doktor Fiecheman, en ik heb daar evenvals een douchecel tot zuivermaken. Ik word het U wijzen.”
“Een goede idee, maakt U dat maal”, zegt de politie.
Fiechemann beijlt zich naar hinde en trekt zich uit. De besmette kleden werpt hij op een hopen. Hij laat het warme water over zijn lijf lopen en springt de kak weg. Hij voelt zich gans opgelokt en vangt zogaar aan met zingen: “Zwartbruin is de hazelnoot en zwartbruin ben ook ik, zwartbruin moet mijn made zijn, graat zoals ik.” Overgaand in een lied dat Fiecheman zich uit de krijg herinnert: “Bruin als de aarde is ons kleed, bruine soldaat in zware tijd”.