1.11.07

Fiechemann 32

“Deze twee hebben U bedrogen, heer vlezer? Waarmee dan schoon?”
“Met een sprits met een berustigingsmiddel en toen is de ene omgestort en heeft de andere uit verzien in de schenkel gestoken.”
“Maar het kan toch niet zo zijn dat het berustigingsmiddel zo’n gerucht heeft?”
“Nee, nee, nee, heer politie, dat ben ik, mijn sluitmossel is gans kapot en ik...”
“En U bent?”
“Ik ben Doktor Doktor Fiechemann, zeer aangenaam” en Fiecheman steekt zijn hand uit.
“Schoon goed, schoon goed, wellicht kunt U, wanneer de krankenwagen komt, maal meevaren. Tot zuiver maken, meen ik.”
“Nee, om godeswillen, nee. Niet met die vrouwdirektorin tesamen in een krankenwagen!”
“Hebt U zuivere onderhozen mee, Heer Doktor Doktor?”, vraagt de politie.