5.3.10

Laweit 2

Meteen na het lezen van "Vogelvrij", "Kopgeld, Nederlandse premiejager op zoek naar joden, 1943" van Ad van Liempt uit de kast gepakt en gaan herlezen. Bij het lezen van zijn voorwoord, weet ik ogenblikkelijk weer, waarom ik bij eerste lezing zo'n zeven jaar geleden geirriteerd raakte "..... op de nabestaanden van de jodenjagers zullen de hier beschreven gebeurtenissen ingetwijfeld diepe indruk maken. Omdat zij onschuldig zijn aan de vergrijpen van hun (voor)vaders heb ik besloten de namen van vrijwel alle jodenjagers te veranderen. Alleen bij de namen van de twee organisatoren Henneicke en Briedé en in een enkel ander geval heb ik dat weinig zinvol geacht, in ander gevallen heeft de bescherming van de privacy van de nabestaanden voor mij zwaarder gewogen dan de authenciteit van het verhaal. Als een naam voor het eerst wordt genoemd , wordt door middel van een * achter de naam aangegeven dat het om een gefingeerde achternaam gaat."
Wat een onzin. Hoovaardige onzin. Selectieve onzin. Om met de selectieve onzin te beginnen: waarom lees ik op bladzijde 75 "Deze Beppie A. is dienstmeisje in het huis van het Colonnelid Frans van Tol, de broer van Jacques van Tol, die in de oorlog fascistische cabaretteksten verzorgt....". Klaarblijkelijk hebben de (kleinkinderen) van de broers Van Tol in tegenstelling tot die van jodenjager Eddy Moerberg* geen bescherming nodig. Van Liempt strekt zijn hoovaardige handen, als ware hij onze Lieve Heer, over hen uit.
(Uit "Vogelvrij", dat volwassen met de namen van de misdadigers omgaat, weet ik dat achter de naam Eddy Moerberg in werkelijkheid Eduard Gijsbertus Moesbergen schuilgaat.)