27.1.14

Bibliofiel 2

De laatste keer dat ze elkaar spraken, hadden ze het over het probleem gehad om zijn verzameling aan bezoekers te laten zien. Balkema had zijn hele huis van onder tot boven behangen met klerenhangers. Balkema had overal spijkers in de muur geslagen en aan iedere spijker een hanger gehangen. Dat leek ook voor Immerhin een prachtige oplossing, maar de meeste muren in zijn woning werden in beslag genomen door boekenkasten en hij kon toch moeilijk zijn eerste hobby - het stuklezen van boeken - voor zijn tweede hobby - het verzamelen van klerenhangers - aan de kant schuiven. Balkema had vervolgens een wisseltentoonstelling voorgesteld: ieder maand een ander stel hangers, maar uiteindelijk had Immerhin besloten op alle deuren van zijn huis latten te schroeven en daar spijkers in te slaan om daar zijn klerenhangers aan op te hangen. Het maakte wel flink lawaai als hij een deur achter zich dichttrok en er viel wel eens een hanger van een spijker, maar hij kon nu elke dag van zijn hangers genieten. Maar omdat hij te dunne, te korte spijkers had gebruikt, die hij bovendien nog te ver in de latten had geslagen, begon het Immerhin na en paar weken toch heel erg te vervelen, dat wanneer hij een deur achter zich dicht trok, er klerenhangers van de spijkers vielen. En  natuurlijk iedere keer aan de andere kant van de deur die hij net gesloten had. Hij probeerde het euvel te verhelpen door de spijkers met een tang iets naar boven om te buigen, maar dat lukte slecht. Hij besloot Balkema te bellen. Die raade hem aan de spijkers te vervangen door oogjes met een schroefdraad. "Maar dan moet ik de hele zaak demonteren. Nieuwe latten op de deuren schroeven, dat is een enorm werk, dan ben ik een paar weken bezig." "Ja", zei Balkema, "maar het is het één of het ander." 
Het enige dat Immerhin miste was een Nederlandse klerenhangercatalogus met afbeeldingen en prijzen. Hij had het er met Balkema op hun jaarlijkse bijeenkomsten in Zwolle wel eens over gehad, maar die vond het onzin. Toch zou het handig zijn, want zonder catalogus wist je niets van zeldzaamheid en prijzen, je moest een schatting maken. Immerhin begreep best dat een vooroorlogs  Amsterdams C&A-hangertje hooguit twintig cent waard was, maar wat was een klerenhanger van Van Schuppen uit Veenendaal waard? Tien euro, dertig euro, vijftig euro? Balkema zei als het over prijzen ging altijd: "Het is, wat de gek er voor geeft!" Maar dat was het nou net, Balkema en hij waren de enige gekken. En het als het er op aankwam wist Balkema heel goed wat hij voor een klerenhanger uit een kleine Friese plaats, die hij dubbel had, moest vragen. Laatst nog bood hij in een telefoongesprek een hangertje aan uit Dokkum, dat moest vijfenzeventig euro opbrengen. Dat was geen kattenpis. Immerhin besloot zonder Balkema's medewerking toch met een inventarisatie van klerenhangers te beginnen. Nee, geen gedrukte catalogus, zelfs niet een catalogus in boekvorm, want hij wist hoe die zou eindigen: in verfrommelde bladzijden in een hoek van de kamer. Dus hij nam voor elke hanger een apart vel papier, maakte een tekening en noteerde het opschrift van de hanger en gaf een prijsindicatie. Hoger dan 75 euro ging hij niet. Het kostte hem zes weken, maar toen keek hij tevreden naar een mooi overzicht. Hij zou Balkema toch maar eens bellen, misschien kon hij hem overhalen hetzelfde te doen. Maar Balkema hield de boot af, vond het allemaal onzin en zei dat hij er bovendien geen tijd voor had. Wel had hij een heel bijzonder hangertje in de aanbieding: voor 125 euro kon Immerhin een hangertje overnemen van kleedingmagazijn Okke Knol uit Metslawier. Vermoedelijk uit 1929, zei Balkema.
(wordt vervolgd)