2.10.08

T40

Snelheid was bij de uitvinding van nieuwe middelen van transport klaarblijkelijk altijd belangrijker dan veiligheid. Autoraces vonden een eeuw geleden dan ook niet plaats op een afgesloten en beveiligd circuit, maar op de openbare weg, het liefst van stad tot stad. Het begon met Parijs - Rouaan (1894), maar al gauw werden de grenzen verlegd en stonden Parijs - Wenen (1902) en Parijs - Madrid (1903) op het programma. Die laatste stad werd nooit bereikt, want die race werd, na een aantal dodelijke ongelukken, afgeblazen in Bordeaux. De eerste auto die Bordeaux bereikte deed dat trouwens met een gemiddelde snelheid van meer dan 100km/u en dat is, gezien de toenmalige wegen, ongelooflijk. Autoraces werden verbannen eerst naar een circuit, dat op de openbare weg was uitgezet, later naar een speciaal aangelegd circuit. In de jaren twintig werd opnieuw het gevaar gezocht, het ging echter niet langer om snelheid, maar om duurzaamheid: het vertrouwen in het nieuwe vervoermiddel had een punt bereikt dat er woestijnen mee konden worden doorkruist. Citroën deed dat met de halftracks ontworpen door Kégresse, Renault met zeswielers. Deze tochten werkten dermate op de verbeelding dat een luitenant Loiseau besloot met een Bugatti T40 de Sahara in te gaan. De auto had een viercylinder motor met een inhoud van 1496cc en een ietwat aangepaste carrosserie: geen spatborden en een laadbak achterop, waar extra benzinetanks, olieblikken en een geweer een plaats gevonden hadden.