4.11.08

ADN

Er zijn nogal wat Franse automobielfabrikanten, die, toen het mogelijk bleek dat je je behalve met stoom ook met verbrandingsmotoren over rails kon verplaatsen, zich op de contructie van railvoertuigen hebben gestort. De bekendste zijn ongetwijfeld Bugatti, die de jaren dertig niet zou hebben overleefd, als hij alleen maar auto's was blijven bouwen, en Renault. Maar bij ADN gaat het om een totaal ander bedrijf uit de buurt van Maubeuge, de Société des Aciéries du Nord dat in het begin van de jaren dertig samen met de Compagnie Industrielle de Matériel de Transport (CIMT) het plan opvatte een "automotrice" te bouwen. De beide prototypes, voorzien van een MAN (Maschinenfabrik Augsburg-Nürnberg AG) dieselmotor werden geleverd aan de PLM (Paris-Lyon-Méditerranée). De koeling van de motor vond plaats door middel van vier radiateurs, twee aan de voor- en twee aan de achterkant van het voertuig. Vervolgens werd een tweetal aan de PO (Paris-Orléans) geleverd, met inmiddels door ADN in licentie vervaardigde MAN-motoren. Alle vier "automotrices" hadden een mechanische overbrenging, die veranderde in een electrische, bij de volgende, aan de Nord geleverde twee voertuigen. Het concept had succes, want bij seriebouw werden later meer firma's betrokken, waaronder de Société Lorraine des Anciens Etablissements De Dietrich en Renault. De naam van de "automotrice" veranderde van ADN in Standard. In 1958 waren nog 22 ADN's en 51 Standards in dienst. Ze hadden inmiddels Renaultmotoren en radiateurs op het dak gekregen. De maximumsnelheid bedroeg 100km/u.