Vorig jaar schreef ik regelmatig op dit blog over Drachten en ik kom op dit dorp terug naar aanleiding van het verschijnen van Douwe de Graafs "Drachten, mensen door de tijd". De Graaf schrijft ook over de Joodse familie Turksma uit de Kerkstraat. Sinds gisteravond spookt een zin uit het boek door mijn hoofd, niet vanwege het slechte Nederlands, maar vanwege de volslagen belachelijke beschrijving van de Joodse religie: "Op zaterdag werd er vanwege de sabbatviering geen zaken gedaan; het gezin ging dan naar Gorredijk om daar in de synagoge hun geloof te belijden." Bleef het maar bij deze "onzin", maar er is meer. Bij De Graaf is er sprake van één Drachtster familie Turksma, ik ontdekte al eerder, dat de Turksma's van de Stationweg vaak vergeten worden. In de Kerkstraat woonden toen de oorlog uitbrak Jacob David Turksma met echtgenote Rosette Benninga en hun drie kinderen Betsie, David en Simon, op de Stationsweg woonden Jacobs broer Mozes David Turksma gehuwd met Rosettes zuster Betje Benninga en hun dochter Doortje.
Ik citeer verder uit De Graafs proza: "Toen het oorlog was moesten David en Simon de jodenster dragen. Een tijd later mochten ze niet meer naar de HBS, onderwijs voor joden was verboden."
Vanaf 3 mei 1942 moest iedere Jood een gele ster dragen. Openbaar onderwijs voor Joden was al voor de invoering van de ster verboden, Simon en David gingen met de tram naar Leeuwarden om daar nog een tijd naar een speciale joodse school voor hoger onderwijs te gaan. Het lijkt allemaal wat moeilijk voor De Graaf om het een en ander precies uit te zoeken, dus produceert hij een infantiel regeltje als "toen het oorlog was".
Daarna belandt De Graaf in zijn geschiedschrijving bij de ondergang van de Turksma's: "Toen de overgebleven familieleden, vader, moeder en Simon door de politie van huis werden gehaald, liepen de ouders een vijftigtal meters voor Simon uit. De buren en de mensen in de Zuiderbuurt, fluisterden Simon toe niet mee te gaan. Veel mensen boden hem een onderduikplek in hun huis aan. Maar Simon wilde met zijn vader en moeder mee."
Bij het lezen van zulke zinnen word ik razend, want De Graaf suggereert hier een dom, Joods jongentje tussen dappere Drachtsters. Simon was vijftien, droeg een ster op zijn jas en werd volgens De Graaf door de politie naar het tramstation begeleid en dan vluchten? Bovendien moeten die dappere Drachtsters mij toch eens uitleggen waarom mijn moeder, toen de nood aan de man kwam, met een van de heren Turksma naar de Zentralstelle für jüdische Auswanderung in Amsterdam is gereisd om te proberen uitstel van transport te bewerkstelligen, misschien dat ze dan ook antwoord kunnen geven op de vraag waarom in het huis aan het Moleneind van mijn Joodse vader en niet-Joodse moeder regelmatig onderduikers verbleven, terwijl er klaarblijkelijk, volgens De Graaf, zoveel gastvrijheid elders in Drachten te vinden was.