"Hier houdt
het spoor op", zei Katskelia
"Dat
zie ik. Hij is hier, kijk maar, in een auto gestapt en zit nu, terwijl wij uren
door de sneeuw baggeren, al lang thuis. Laten we maar teruggaan. We zijn het
wildzwijn misgelopen, maar misschien zijn we nog op tijd voor de
aardappelgemberschuimtaart of het kopje koffie toe."
Maar
het teruglopen had meer voeten in de aarde - of beter in de sneeuw - dan
Potifar dacht en toen ze na een worsteling van twee uur het terras van het restaurant betraden,
was alles in duister gehuld en bleken ook de luxe touringcars, verdwenen.
"Ze
hebben verdomme niet eens op ons gewacht. Hoe komen wij nu naar huis?"
vroeg Potifar.
"Ze
zullen vroeg vertrokken zijn omdat Compoet Zubberduff vanavond een uitnodiging
had voor het televisieprogramma van Qurm en Bombeseim", zei Katskelia.
"Daar
weet ik niets van", zei Potifar, "waarover zou Compoet het hebben?"
"Over
de missie naar Mali, over die verrekte immigranten en natuurlijk ook over hoe de Grote Boentoet voortdurend
door het linksche tuig wordt belasterd en bedreigd. Ongetwijfeld zal Compoet
een vergelijking maken met de toestand in Amerika. Je moet er toch echt niet
aan denken dat de Grote Boentoet, net zoals dat parlementslid in Arizona, wordt
neergeschoten."
"Ik
hoop maar dat Compoet duidelijk maakt dat het linksche tuig een onverdraagzaam
klimaat aan het scheppen is. Heb jij je gsm bij je, Katskelia?"
"Nee,
die mochten we immers vanwege de geheime locatie niet meenemen. Dat weet je net
zo goed als ik."
"Nou....
dan zijn we mooi in de aap gelogeerd."
"Alsjeblieft,
alsjeblieft Potifar, wil je het woord logeren nu even niet gebruiken. Hier
staan we van god en iedereen verlaten in volslagen duisternis in een
sneeuwstorm en waarom? Uiteindelijk alleen maar omdat we ons land willen dienen
en vechten tegen het linksche grachtengordeltuig."
"De
grachtengordel zou me op dit moment bijzonder lief zijn", zei Potifar en
begon zachtjes "Aan de Amsterdamse grachten" te zingen.
"Hou
op, Potifar. Zing, als je toch zo nodig moet zingen, alsjeblieft iets anders.
Dat Vlaamse anti-moskeelied bijvoorbeeld." Katskelia zette in:
"Politiek correct, anti-racist, multicultureel, het wordt me allemaal veel
teveel."
"Welke
kant moeten we op? Mijn gevoel zegt me dat we naar rechts moeten, dat zou de
Grote Boentoet ongetwijfeld ook gedaan hebben."
"Maar
dat is totaal de andere kant op dan waar we vandaan kwamen."
"We
kunnen ook kijken of ze hier ergens een deur niet op slot hebben gedaan."
"Goed
idee."
Katskelia
en Potifar begonnen een rondgang langs alle deuren van het restaurant. Maar ze
waren allemaal potdicht.
Er zat niets
anders op dan rechtsaf te slaan.
Neander
was intussen ter ontnuchtering opgesloten in een politiecel. Dat was niet
zonder slag of stoot verlopen, maar nu zat hij op zijn brits medelijden te hebben met
zichzelf, want alhoewel hij al lang geen empathie kon hebben voor de medemens:
de kreet hun strijd, onze strijd: internationale solidariteit had hij ver
achter zich gelaten, mocht hij zich graag wentelen in eigen verdriet. Om het
het even welk: zijn geringe succes bij de vrouwen, zijn tegenvallende
boekenverkoop, de moord op zijn grote vriend Von Schlummpfler. Hij kreeg tranen
in zijn ogen en sliep zachtjes snikkend in.
Potifar
had Katskelia bij de hand genomen en gezamenlijk liepen ze over een ondergesneeuwd
heideveld in de richting van een aantal lichtjes in de verte. Het leek alsof de
lichtjes in plaats van dichterbij hoe langer verder wegraakten. Katskelia
probeerde de moed er in te houden met kleine grapjes, zoals: "Nu zou ik
best een hoofddoekje kunnen gebruiken. Haha." Potifar voelde een
schrijnende pijn in zijn lies en tussen zijn dijen en dacht meer aan een
verzachtend likje Purol en een luier.
Nadat
ze hun gasten in Amsterdam hadden afgezet en Compoet Zubberduff naar de studio,
van waaruit Qurm en Bombeseim werd uitgezonden, hadden gebracht, reed een van
de twee touringcars met de bijna voltallige fractie naar Den Haag. De Grote
Boentoet had op de reisleidersstoel voorin plaatsgenomen en greep de microfoon:
"Dit was, maar ik neem aan dat iedereen dat heeft begrepen, een
experiment. Een experiment om te zien hoe we met de pers, maar wat belangrijker
is, hoe wij met vaderlandse smaakmakers, zoals Jopie Schoonbroertje moeten
omgaan. Voor mij persoonlijk is dat experiment geslaagd, maar helaas lang niet
voor iedereen uit de fractie. Ik heb te veel meningen horen verkondigen en er
is maar één mening en dat is de mijne. Wij spreken met één mond en dat is de
mijne. Bovendien hebben twee fractieleden enorm gefaald ten opzichte van één
van de gasten, alle drie hebben de gezamenlijke terugreis dan ook niet kunnen
aanvaarden. Ik ben daar niet boos, maar buitengewoon verdrietig over. Voor
Katskelia en Poti krijgt dit muisje dan ook nog een staartje: zij gaan de
duizenden berichten op Wikileaks lezen die door de Amerikaanse ambassade in den
Haag verstuurd zijn. Vervolgens gaan zij elk bericht waarin ik een ophitser en
onze partij een extreem-rechtse partij genoemd word met woord en daad
bestrijden. Ik, Grote Boentoet, pik zulke infame aantijgingen van Barack Hussein
Obama en zijn Washingtonse zootje niet, wie denkt hij wel dat hij tegenover
zich heeft. Het wordt hoog tijd voor een Nederlandse theepartij! Vanaf nu wordt
er dan ook geen koffie meer in de fractiekamer geschonken."
Katskelia
probeerde intussen de moed er in te houden door het zingen van vaderlandse
liederen. Ze deed dat met een pseudo-Limburgs accent, niet alleen omdat de
partij daar bij de Tweede Kamerverkiezingen zulke grote successen had geboekt,
maar ook omdat de Grote Boentoet uit Venlo kwam. Ze was begonnen met "Waar
de blanke top der duinen zjittert in de zonnezjloet" en via "Waar in
bronzjroen eikenhout, nazjtezjaaltje zingt" en "Wij willen Holland
houden, ons Holland fier en klein, wij blijven 't hou en trouwe, wat ook zijn
lot moozj' zijn!" nu bezig aan "Alle man van Neerlands stam, voelen
zizj der Vaadr'ren zonen, willen wij op 't plekje wonen, dat hun tot erfdeel
kwam. Eizjen meester, niemands knezjt, rezjt en slezjt, stalen vuist en rappe
hand, zo is het volk van Nederland." Potifar neuriede mee, want hij kende
de woorden niet, maar hij leefde helemaal op toen Katskelia "De vlaggen
hoozj, de rijen dizjt zjesloten" inzette. Dat was andere koek. Zingend,
maar meer strompelend dan marcherend, kwamen ze in een doodstil dorp.