Schwindelmann trok de galgen van zijn leren broek recht, zette zijn hoed met gemseveer op, voordat hij zijn eerste schreden in de richting van het raadhuis nam, om burgemeester Schnüpferlfeld van de schandelijke praktijken in het huis van zijn overburen, het echtpaar Schwunz-Feitelbäumchen, op de hoogte stellen, toen hij werd tegengehouden door zijn stiefzoon Rinderich, die sinds enige jaren verantwoordelijk was voor handel en wandel in het hotel. Of Schwindelmann niet vergeten was de feestzaal van het hotel te inspecteren, waar die avond een bonte avond met Franz Zimmermannz, der drollige Holländer werd georganiseerd. Der Franz, de jodelende goochelaar, die ieder jaar niet alleen voor veel jolijt zorgde, maar ook voor een bomvolle zaal in Klammerbach am Neupersee. Hij had zo zijn eisen, der Franz, op ieder tafeltje moesten persé tijdens drie vlaggetjes staan: een Oostenrijks, een Nederlands maar bovenal een Europees vaantje. Vorig jaar had laatstgenoemd vlaggetje ontbroken en bijna was het optreden van der drollige Holländer niet doorgegaan, hij had woedend Schwindelmann ter verantwoording geroepen.