22.11.13

Potifar 3

Het eerste gerecht werd daarna uitgeserveerd: gecarameliseerde zwijnshersens op een bedje van zeewier en vleestomatenmoes. Zwijnshersens, omdat de Grote Boentoet duidelijk wilde maken, dat wat hem betreft de bestrijding van de islam ook door het nuttigen van voedsel kon worden uitgedragen.
Potifar stak zijn vork in de glibberige, bruine massa en proefde heel voorzichtig. Hij keek opzij. Stimulina en Fuchsia gaven zachte kreungeluidjes. Hij vroeg zich af of dat kwam door de smaak van het voorgerecht. Potifars servet gleed van zijn schoot. Hij boog om het op te rapen en ontdekte onder tafel dat Neander zijn schoenen had uitgeschopt en nu met zijn linkervoet het kruis van Stimulina betastte en met zijn rechtervoet dat van Fuchsia. Toen Potifar weer rechtop zat, zag hij dat Neander achterover in zijn stoel hing en dat zijn hoofd nauwelijks boven tafel uitkwam. Stimulina en Fuchsia hijgden nu.
Potifar vroeg: "Smaakt het een beetje dames?"
De roodgekoonde dames moesten het antwoord schuldig blijven, want op dat moment gleed Neander uit zijn stoel en kwam met een harde klap op zijn stuitje onder de tafel terecht. Zowel Stimulina als Fuchsia klemden zijn linkervoet en rechtervoet stevig tussen de respectievelijke dijen. Blind, dacht Potifar, blind werd je als je op je stuitje viel, tenminste die waarschuwing herinnerde hij zich van zijn moeder. Neander riep "Kut en nog eens kut". Zelden waren die woorden meer op hun plaats. Moeizaam wist Neander de rechtervoet tussen de dijen van Fuchsia los te wrikken, maar Stimulina wist van geen wijken: haar persoonlijk gerief ging boven alles. Zij produceerde knorrende geluidjes van genot. Ook die geluidjes pasten geheel in het kader van de bestrijding van de islam. De Grote Boentoet wist precies wie hij tot leden van zijn fractie had gekozen.
Van het hoofd van de tafel kwam Jopie Schoonbroertje aangesneld: "Godverdomme, wat maak je me nou weer, Neander?"
"Ik weet het niet Jopie, ik begrijp niet waarom ik dat altijd heb, ik zat met de tegenover mij zittende dames net Sartres L'être et le néant door te nemen, toen ik uit mijn stoel gleed, terwijl ik nog geen hap van mijn hersentjes geproefd had. En nu zit mijn linkervoet ergens vast."
"Je linkervoet zit vast?"
Op dat ogenblik opende Stimulina haar dijen en sloeg Neander tot overmaat van ramp met zijn achterhoofd tegen de vloer.
Jopie stak de middelvinger van zijn rechterhand op: "Hoeveel vingers zie je, Neander?"
Schoonbroertjes moeder moest hem het verhaal van stuitjevallen en blindworden ook verteld hebben, concludeerde Potifar. Neander  krabbelde over zijn achterhoofd wrijvend, "mij opheffen" mompelend,  moeizaam overeind.
"Waar zijn je schoenen en waar zijn je sokken?", vroeg Jopie.
"Onder de tafel. Ik had ze uitgedaan, omdat ze doorweekt waren van het baggeren door de sneeuw."
Ja, ja, dacht Potifar.
De Grote Boentoet, inmiddels ook ter plaatse, klopte Neander op zijn rug, keek rond en zei: "We kunnen absoluut niet hebben dat - hoe heet u ook weer? - een gast op een partijbijeenkomst van ons ziek wordt. Zoek een mooi, warm plaatsje voor de open haard en ik zal zorgen dat een fractiegenoot u te eten geeft." Meteen ontstond een enorm gedrang rond de Grote Boentoet. Schreeuwend met de vinger in de lucht stonden ze rond de Grote Boentoet. "Ik, Grote Boentoet, mag ik het doen?", riep Stoffy Kamilliaan, "want ik heb gehandicaptenbeleid in mijn portefeuille". "Kies mij, Grote Boentoet, ik doe dierenwelzijn", schreeuwde Wodrianus Gugelsz, die zich naar voren drong, "ik heb me het winterleed van de konikpaarden in de Oostvaardersplassen hevig aangetrokken en ik kom net als u uit Limburg." Kortom het was een gekrakeel van jewelste. Uiteindelijk wees de Grote Boentoet naar Potifar, die zich, omdat zijn broek nog steeds nat was, op de achtergrond had gehouden: "Poti, jij gaat zorgen dat het onze gast aan niets ontbreekt!"
"Kun je me wat hersentjes voeren?", vroeg Neander, toen hij nauwelijks gezeten was. Nadat Potifar hem een paar hapjes in de mond gestopt had, wilde Neander dat zijn kin werd afgeveegd. Dat moet mij weer overkomen, dacht Potifar, maar gelukkig was hij van zijn tafeldames verlost, die inmiddels in de gaten hadden gekregen dat ze beiden door Neander te grazen waren genomen en elkaar nu verwoestende blikken toewierpen.
Neander informeerde bij Potifar of deze zijn grote vriend Neander von Schlummpfer had gekend: "Neander von Schlummpfer, Nederlands grootste cineast, columnist, interviewer? Vermoord door zo'n, ja, hoe kon je zo'n geitenreetketelsteenbikker nou het best noemen? Had hij Potifar, Neander von Schlummpfer gekend en als hij hem niet gekend had, had hij hem willen kennen?"
Zwijnshersens voeren was één ding, maar om nu met deze damesdijenpenetreur een prettig gesprek te hebben was iets totaal anders. Potifar mompelde: "Ja, wel eens wat van gelezen".
"Wel eens wat van gelezen, wel eens wat van gelezen? Vijfderangsteringlijdende monjet! Ik wil door jou geen moment langer gevoerd worden, godgloeiendegodverdomde totok kero!"
Met de van hem bekende pruillip liep Neander Thahlmann naar het hoofd van de eerste tafel, waar de Grote Boentoet naast Jopie Schoonbroertje troonde.
"Heer Boentoet....", begon hij.
Maar de Grote Boentoet onderbrak hem zonder van zijn zwijnshersens op te kijken ogenblikkelijk: "Nu even geen huilie-huilie, ga maar naar Pinus Stabberzdrond, die heeft vast wel een oplossing voor je probleem" en hij maakte een wegwuivend gebaar met zijn rechterhand.
"Maar heer Boentoet..."
"O, neem me niet kwalijk, ik realiseerde me niet dat u gast was, ik dacht een fractielid voor me te hebben. Neemt u mij alstublieft niet kwalijk. Wat is er aan de hand?
"Die man...., die halflege botol-cebok...., die.... zegt mijn allergrootste en vriend Neander von Schlummpfer niet gekend te hebben. Ik weiger door zo'n..., zo'n... kontol kripoet gevoerd te worden!"
"Goed, goed, stuur Potifar maar weg en zoek zelf maar iemand uit. Ik voer nu net een interessant gesprek met de heer Schonebroertje over mijn samenwerking met Marianne Le Stylo, u weet wel die aardige Franse dame en haar partij.”
"O, o, o, ik wil u daar in mijn columns volgaarne mijn bijdrage aan leveren, ik ben uw dienaar t'aller stond!"
Daarna liep Neander grijnzend terug naar zijn stoel bij de open haard en vertelde Potifar dat hij kon oprotten en er meer van zou horen. Dat laatste verzon hij er zelf bij, maar Neander had wel vaker verhaaltjes verzonnen. Nu eens even goed nadenken, die twee tegenover hem zittende wijfjes had hij nu wel gehad, daar was de lol af, eens even kijken....hoe heette dat mens van de natuur- en voedselkwaliteit ook weer? Die zou gezien haar portefeuille uitstekend geschikt zijn om hem de rest van de maaltijd op te voeren. O ja, Katskelia Gnoederfoet.