7.11.16

Autorails IX

Alhoewel Ettore Bugatti dacht zeker zo'n vijfentwintig voitures van het Type  41 te kunnen verkopen aan gekroonde hoofden, raakte hij van de "Royale" slechts een vijftal kwijt en geen ervan aan een koning. Zelfs het plaatsen van een verschillende carrosserie bleek zinloos. Het was een mastodont van een auto met een gewicht van tweedriekwartton en een motor met een inhoud van bijna dertien liter. Het ging met de fabriek in Molsheim door de crisis niet goed, er zat de klad in de verkoop van dure auto's. In 1932 ontmoette Bugatti de directeur van de État, Raoul Dautry en die ontmoeting  resuleerde in een contract voor levering van een tweetal autorails met de naam "Wagon Rapide" uitgerust met liefst vier motoren afgeleid van die in de "Royale". Die rapidité - die snelheid - moest natuurlijk bewezen worden  (we hebben het per slot van rekening over Bugatti) en dus werden op het traject Connerré-Beillé - Le Mans op een recht traject van zo'n twaalf kilometer  proeven gehouden, waarbij op zeker moment 172 km/u werd gehaald. Op 30 juli 1933 werd de Franse president Albert Lebrun in drie uur en een kwartier van Parijs naar Cherbourg gereden voor de opening van de nieuwe zeehaven en sindsdien draagt de "Wagon Rapide" de naam "Présidentiel" (foto's boven). Inmiddels werd er hard gewerkt om de snelheid op te schroeven en op 24 october van dat jaar werd een snelheid van 192 km/u. gehaald. De Bugatti-autorails was zo'n succes dat er variaties op het thema volgden, er kwamen respectievelijk een lichter type (WLG Court), een gekoppeld type (WR Double), een driewagenstel (WR Triple) (foto onder), een verlengd type (WLG Allongé) en een nog langer type (WLG Surallongé), totaal werden er 88 autorails door de fabriek in Molsheim vervaardigd, bovendien kwamen nog vijf aanhangrijtuigen uit de fabriek. Behalve de État werden de Bugatti's afgenomen door de PLM, de AL, de Est en de SNCF.