3.3.17

1948 LXII

Het leek er misschien heel even op dat de Franse constructeurs van superbe automobielen hun vooroorlogse activiteiten in 1945 zonder hapering konden voortzetten, maar in de jaren dertig was het al niet meer botertje aan de boom: Bugatti hield het hoofd boven water met de bouw van railvoertuigen, Delage was onderdak bij Delahaye, Amilcar werd overgenomen door Hotchkiss en La Licorne en Berliet leenden een carrosserie respectievelijk bij Citroën en Peugeot. De grote carroseriebouwers waren er: Guilloré, Dubos Frères, Saoutchichik, Pourtout, Letourneur et Marchand en Figoni & Falaschi wisten nog steeds een automobiel bijzonder fraai aan te kleden, maar waar bleven  de kopers? Was het bovendien allemaal wel  zo nieuw? Waren de lijnen niet geïnspireerd op wat we eind jaren dertig al  gezien hadden en misschien nog belangrijker, huisden er geen vooroorlogse motoren onder de kap? 
Hotchkiss, bekend als wapen- en later ook als autocomponentenproducent, bouwde de eerste eigen wagen in 1903 en had naam gemaakt in de jaren dertig met de AM80, waarmee in in '32, '33, '34 en '39 de Monte Carlo Rally werd gewonnen. Het programma in de jaren dertig was groot, er werden 26 modellen gebouwd. In mei 1945 begon Hotchkiss opnieuw en omdat de Franse automobielindstrie in groepen werd onderverdeeld viel de fabriek vanaf 1 januari 1946 onder Peugeot, samen met de vrachwagenfirma's Saurer en Latil. Hotchkiss besloot zijn vooroorlogse zescylinder 686 (zie foto) weer te gaan leveren, naast een vrachtwagen, de tweetons PL-20. In 1948 keerde ook de 13CV viercylinder terug.