Je kocht een eeuw geleden een rijdend onderstel: chassis, motor, versnellingsbak, voor- en achteras, de wielen en banden en liet er door een carrosserier een opbouw op zetten. Die had carrière gemaakt in de bouw van koetsen en het is dan ook geen wonder, dat veel auto's er uitzagen als koetsen. Het bleek moeilijk een eigen vorm voor de auto te vinden en als je die al vond was het moeilijk die te slijten: publiekssmaak verandert niet revolutionair. Soms werd er leentjebuur gespeeld bij de scheepsbouw. Labourdette ontleende niet alleen de naam "skiff", op het chassis van deze Panhard, aan de smalle roeiboot. Het hele passagiersgedeelte was gebouwd uit hout, gespijkerd met koperen nageltjes.
Nog steeds uit hout en in feite op dezelfde manier opgebouwd als de Panhard uit 1914, oogt deze in 1924 in Frankrijk gefabriceerde Hispano-Suiza, meer gestroomlijnd. De eerste eigenaar was André Dubonnet (de man van het Franse drankje, u herinnert u de slagzin "Du - Dubon - Dubonnet"), die er o.a de Targa Florio mee reed. De wagen had destijds lange meegebogen spatborden, die later werden vervangen door knullige fietsachtige exemplaren, tot dat Gerald Albertini, door een Britse botenbouwer, de meer bij de carrosserie passende exemplaren liet construeren.