De suggestie in 1928 om een goedkope Chrysler "Plymouth" te noemen kwam
van verkoopleider Joseph W. Frazer, die na de Tweede Wereldoorlog samen
met Henry J. Kaiser een nieuwe auto onder zijn eigen naam in de markt
zou zetten. De naam Plymouth refereerde aan de plaats, Plymouth Rock,
waar William Bradford aan boord van de "Mayflower" (zie het merkplaatje
hierboven) met de Pilgrims in 1620 in de Verenigde Staten geland was.
Vanaf de introductie was Plymouth een succes. De wagen had hydraulische
remmen en vanaf 1931 werd de motor opgehangen in rubber blokken,
"floating power" heette dat. Het octrooi daarvoor werd door Citroën
gekocht, trouwens er werd door Citroën meer, overigens zonder dat er
octrooien in gemengd waren, overgenomen: auto's van een rots in een
ravijn laten storten, om de degelijke constructie aan te tonen,
bijvoorbeeld. Niet overgenomen werd de volgende Plymouthverkooptactiek:
aspirantkopers werden geblinddoekt in een Plymouth en in andere
viercylinderauto's rondgereden en vervolgens mochten ze raden welke auto
ACHTcylinders had. Het bleek dat de aspirantkopers steevast de Plymouth
kozen. De reclameslagzin was niet voor niets: "Plymouth sets the pace".
Op de foto's een Plymouth uit 1933. Opvallend is dat niet alleen de achterlichten een Plymouthkenmerk kregen, maar dat zelfs de rubbers van de opstapplaatsen om in de dickey seat te komen een "P" hadden.