In 1942 leerde ik lezen. In sommige boekjes was sprake van een tuf-tuf. Dat was toen al een archaïsch begrip, want auto's maakten toen niet meer het geluid van de ééncylinder De Dionmotor, waarmee ze rond 1900 vaak waren uitgerust. Woorden als boordenknoopje en sokophouder konden in 1942 nog wel, maar zijn inmiddels ook achterhaald, net als jarretelgordel, al ontdekte ik net, omdat ik onzeker was over de juiste spelling, dat jarretelgordels nog steeds leverbaar zijn. Tuf-tuf is een onomatopee, net als woef-woef, dat woord hoorde ik soms van een vader of moeder die naar Una wees. Ik vroeg me dan af of de peuter ook geconfronteerd wordt met dieren als mèèè-mèèè, miauw-miauw en boe-boe. Het was trouwens best merkwaardig hoe sommige mensen de angst voor een hond aanwakkerden. door ze snel bij Una weg te trekken en te wijzen op de ernstige gevaren die een hond oplevert. Ik probeerde kinderen altijd te zeggen dat ze een hond van voren moesten benaderen, zodat de hond zien kan wat het kind van plan is. Nu was Una heel aardig tegen mensen, zij had alleen problemen met katten en vaak met andere honden. Maar niet zo aardig als Robbie, onze vorige cairnterrier, die toen hij in Baarn benaderd werd door een ongeveer negenjarig jongentje dat vroeg of hij hem mocht kussen, de omhelzing rustig onderging.