Net als Type 57 verscheen Type 59 in verschillende gedaantes, terwijl het n.b. om een racewagen ging. Het was Bugatti's laatste Grand Prix auto, vermoedelijk zijn er negen gebouwd, de eerste exemplaren hadden een motor met een cylinderinhoud van 2,8 liter, latere hadden de motoren een grotere cylinderinhoud. Foto boven: een Type 59 van het fabrieksteam in 1934. De achterkant van de carrosserie is net als als bij de carrosserie van Type 57 "Atlantic" (foto onder) samengevoegd.
Juist die motoren maken het niet eenvoudig de verschillende Type 59's te onderscheiden, er is de Type 59-50B als monoposto (éénzitter), maar ook als tweezitter (lange tijd gewoon in de racerij, behalve de bestuurder reed een monteur mee). Die 50B-motor was er - om het nog moeilijker te maken - in drie vormen: de BI met een cylinderinhoud van 4739cc, voorzien van een compressor, de BII met een cylinderinhoud van 4433cc zonder compressor en de BIII met een cylinderinhoud van 2982cc en met een compressor.
Een Type 59-50BIII, een wagen die in 1938 o.a. in Reims en Cork aan de start verscheen. Bugatti had bij het ontwerpen van de carrosserie duidelijk naar Mercedes gekeken.
Een Type 59-50BI, met dubbellucht achter, zoals het werd gereden in de La Turbie- en Prescott Hill-Climbs. In tegenstelling met het Type 59-50BIII is het chassis in de carrosserie opgenomen en dus van buitenaf niet zichtbaar.
Een 59-B50 met een sportwagencarrosserie, waarmee Wimille in 1939 successen boekte. Wanneer u zich afvraagt waarom ik van Type 57 naar Type 59 gesprongen ben, het overgeslagen Type 58 was een dieselmotorproject dat niet van de grond gekomen is.