Op zaterdag 5 mei 1934 was dit de voorpagina van het sociaal-democratische, satirische weekblad "De Notenkraker". De bebaarde man achter Mussert is "Had-je-me-maar" (Cornelis de Gelder) die in 1921 namens de Rapaillepartij zitting nam in de Amsterdamse gemeenteraad. Tenminste dat was de bedoeling, maar voor het zo ver kwam werd de notoire innemer gearresteerd wegens openbare dronkenschap. Natuurlijk was de Rapaillepartij niet een echte politieke partij en verbazingwekkend genoeg zijn er 93 jaar na dato nog steeds dergelijke clubjes die op het gemeentelijk, en zelfs op het landelijk, pluche plaats nemen. Clubjes zonder leden, zonder besturen - met voorzitter, secretaris en penningmeester - die rekening en verantwoording horen af te leggen op vergaderingen, clubjes die in feite een aanfluiting zijn voor de democratie zijn, terwijl ze tegelijkertijd beweren de echte stem des volks te zijn. Hoe komt het dat de Nederlandse kieswet na 93 jaar - goed, ik trek de vijf oorlogsjaren er af, na 88 jaar, deze ongein nog steeds mogelijk maakt?