Konden wegtransportbedrijven na de oorlog voor nieuwe vrachtwagens putten uit een dump voor een legervoertuig dat door een carrosseriefirma geciviliseerd werd, voor een luchtvaartmaatschappij lag dat anders en daar werd door vliegtuigfabrieken op ingespeeld, zo kwam de Britse fabrikant AVRO met bovenstaande civiele versie van zijn bekende bommenwerper "Lancaster", de "Lancastrian" en waarvan derig exemplaren naar de "British Overseas Airways Corporation" gingen voor de dienst tussen het Verenigd Koninkrijk en Australië. De "Lancaster" was op zijn beurt ontwikkeld uit de tweemotorige "Manchester", waarvan het prototype vloog in juli 1939, de ontwikkeling van de motoren voor het toestel duurde echter te lang en er werd besloten de geplande bommenwerper, die "Lancaster" ging heten, uit te rusten met vier Rolls-Royce Merlinmotoren. Aflevering aan de RAF begon begin 1942, in datzelfde jaar begon de productie in Canada. Er zijn vier basistypes van de "Lancaster": een versie met Merlin XX-motoren, een met Bristol Herculesmotoren, een met door Packard in licentie gebouwde Merlinmotoren en de in Canada gebouwde versie eveneens met Packard Merlinmotoren. De "Lancastrian" had vier Rolls-Royce Merlin XXIV V12 motoren. De maximumsnelheid was 472 km/u De bemanning van een "Lancaster" telde zeven man, de "Lancastrian" had een bemanning van vijf en kon negen passagiers meenemen. Niet alleen de "Lancaster"-bommenwerper kende een civiele versie, ook de Handley-Page "Halifax" werd tot passagiersvliegtuig verbouwd en in feite was deze gang van zaken: een bommenwerper wijzigen in een passagiersmachine, zij het op kleine schaal, al uitgeprobeerd in het neutrale Zweden, waar een vijftal Boeing B-17 "Fortress"-bommenwerpers - die gedwongen waren te landen - door SAAB werden verbouwd en dienst deden bij AB Aerotransport (A.B.A.) op de route naar Engeland.