Ja, wat? Want zo eenvoudig was het niet om te
ontdekken wat er onder motorkap van de MG schuil ging, zodra
Philip Hengst maar even de parkeerplaats van Skihotel “Hitzig und Brünstig” op
dreigde te lopen, zoals vanmorgen, sloot Ernst van Stierum de motorkap van zijn MG, dit keer nota bene met de oliepeilstok nog
in de hand. Dat betekende dat Ernst van Stierum de motorkap
weer moest openen. Philip Hengst slenterde weg, zijn blik strak gericht op de ramen van
het skihotel, waarin Ernst van Stierum en zijn MG gespiegeld te zien waren. Op het
moment dat de motorkap openging zou hij op een holletje, net alsof hij iets vergeten was, terug lopen
om een blik in het motorcompartiment van de MG te werpen. Jawel, de motorkap
ging open, Philip Hengst draaide zich razendsnel om en holde naar de ingang van het
hotel, waar de MG vlak voor geparkeerd stond, maar Ernst van Stierum zag hem aankomen en
sloot, nog steeds met de peilstok in de
hand, de motorkap. “Die Van Stierum was toch een enorme oetlul”, dacht Philip,
maar hij realiseerde zich ook dat hij iets anders moest bedenken om te weten te
komen wat de MG voortbewoog. De
gedachte dat Van Stierum een enorme oetlul was, was tevens Philip Hengst
allerlaatste gedachte, want op het moment dat Ernst van Stierum opnieuw de peilstok in het
motorblok van de MG stak weerklonk een enorme knal die niet alleen de
MG vernietigde maar eveneens Skihotel Hitzig und Brünstig met alles dat
zich binnen zijn muren ophield. Er ontstond een enorme chaos, zodat
Kriminalkommissar Willy Vögeln, die het onderzoek naar de oorzaak ging
leiden, voor een geweldige opgave stond. Uiteindelijk bleken slechts twee
mensen de ramp te hebben overleefd: Henk-Jan de Kater, omdat hij stevig
doorstappend op het moment van de ontploffing de besneeuwde alpenweide
van een naburig dorp betrad en Gudrun von Dönsk, die het geluk had, op
zoek naar bedwantsen, zich op het ogenblik van de ontploffing onder haar
slaapstede te bevinden.