Salmson werd bekend door twee zaken: vliegtuigmotoren en automobielen. Zoals vrijwel alle autofabrieken borduurde de in Billancourt gevestigde firma na de Tweede Wereldoorlog voort op wat in 1939 was geproduceerd: de 10CV S4-61 en de 13CV S4-E, beide voorzien van viercylinder motor met twee bovenliggende nokkenassen. In 1951 raakte Salmson in financiële problemen, hoofdzakelijk doordat er veel geld in de ontwikkeling van een vliegtuigmotor gestoken was. Vrachtwagenfabrikant Bernard redde de zaak en in 1954 zocht de fabriek samenwerking met de Belgischh firma Minerva. In 1957 was het echter afgelopen. Totaal werden er tussen 1946 en 1957 3737 auto's door Salmson geproduceerd.
De afgebeelde folder toont de een 2300 Sport, waarvan het prototype voor het eerst getoond werd op de Parijse Salon van 1953. Vanaf januari 1954 werd de 2300 Sport leverbaar, de motor was een viercylinder met twee bovenliggende nokkenassen en een inhoud van 2312cc. De vierversnellingsbak kwam van Cotal, te bedienen met het befaamde mosterdpotje.