Ik was een paar dagen in Leeuwarden, een stad die ik exact zeventig jaar geleden verliet. De heenreis was al bijzonder plezierig, omdat de trein niet verder ging dan Akkrum en ik vandaar met een touringcar naar de Friese hoofdstad vervoerd. Mijn rollator ging in een laadruimte onder in de bus en vervolgens mocht ik zien hoe ik de bus in kwam. Op de terugweg ben ik dan ook via Groningen gegaan, om zo'n exercitie te missen. Leeuwarden is flink opgeschoten in de vaart der volkeren en er bestaan grootse plannen om nog verder omhoog te gaan. Zo krijgt het mausoleum van Bonnema er vijftien etages bij, het witte waterstaatstation wordt in een zacht roze tint geschilderd, de raampartijen worden hardgroen maar uiterst belangrijk op een aantal markante punten in de stad (hoek Wirdummerdijk/Nieuwestad, hoek Voorstreek, aanvang Harlingerstraatweg, tegenover Ús Heit) komen exacte kopieën van het meer dan fantastische beeld van Betje (of Roosje) Cohen - compleet met kinderwagen - dat oorspronkelijk aan het begin van de Schrans stond maar inmiddels is opgerukt naar een hoek vlak bij de Beurs, dit allemaal tot meerdere glorie van de "joadse negoasje", want zo herinnert Leeuwarden zich zijn joodse volksdeel toch het best.