18.9.23

Van Rijckeborstel 2

 

In of rond 1966 verliet Zwadder van Rijckeborstel de ornithologische woongemeenschap van Carel Loohdfaeger. Hij was inmiddels in 1951 gehuwd  en zijn echtgenote Zambina van Vlokje had schoon genoeg van de strakke leiding en het gedrag van Loohdfaeger. "De man deugde niet en van enig fatsoenlijk dichtwerk was bij hem ook geen enkele sprake, hij was alleen geïnteresseerd in het baltsgedrag van de dwarsgekuifde kromteengaai en daaraan ontleende hij zijn eigen gedrag. Hoe dikwijls hij me heeft lastiggevallen met het open- en dichtritsen van zijn gulp, dat te vergelijken is met het koerfluiten van de dwarsgekuifde kromteengaai, zou ik niet meer kunnen zeggen. Op zeker moment was ik het zat en heb ik tegen Zwadder gezegd als ik nog één keer die rits hoor dan ben ik weg en zo is het precies gegaan, ik ben met ons dochterje Philippina, voor wie Loohdfaeger ook al geritst had, weggevlucht naar mijn ouders in Tiel. Veertien dagen later heeft Zwadder de woongemeenschap eveneens verlaten, overigens wel met achterlating van al zijn dichtwerk, want dat was volgens Loohdfaeger gemeenschappelijk bezit en mocht niet uit de boerderij in Herwijnen worden meegnomen. Zwadder heeft daarna zijn  hele Salmiakcyclus uit het hoofd moeten  herschrijven. Loohdfaeger is, ondanks het ontvangen van de Grote Staatsprijs voor Consumentenpoëzie, hij schreef een bijkans onleesbaar bundeltje gedichten over de geneugten van kwartelpaté, uit handen van Eelco Brinkman, een enorme schoft."
Bovenstaande regels las ik in een interview met Zambina van Rijckeborstel - van Vlokje uit 1991 in de Herwijnse Koerier (waarin opgenomen De Bel van Herwijnen van 1837), dat gepubliceerd werd naar aanleiding van het overlijden van Carel Loohdfaeger.