Gister bezoek van een oud-collega, radiotechnicus Geert Kramer, die me een boek kwam brengen van Stijn Streuvels. Niet zomaar een boek. Want hoelang is het geleden dat ik een werk van Streuvels in handen had. Zeventig jaar? De Vlaschaard? Ik kan het onmogelijk zeggen. Maar dit is een leuk boek: "Mijn Rijwiel". Streuvels beschrijft de opkomst van de fiets en hoe hij het rijwiel leert berijden. Het gaat ook over de naamgeving van het apparaat: "rijwiel, schrijwiel, trapwiel, wielpeerd en eindelijk fiets, dat in Holland althans het levend woord bleek te zijn". De taal van Streuvels is Vlaams en Jeroen Brouwers zou het nodige werk hebben moeten doen om het om te zetten naar gangbaar Nederlands. Het meest merkwaardig is Streuvels gebruik van het woord "miek" terwijl hij "maakte" bedoelt. Hoe langer ik erover nadenk hoe vreemder ik het vind, want het is maken, maakte, gemaakt, en niet maken, miek, gemaken, kortom maken is geen sterk werkwoord. Miek moet dus een lokale of regionale eigenaardigheid zijn. Dus behalve dat het boek mijn belangstelling voor fietsen bevredigt, zegt het boek iets over taal.