Mijn
treinenverzameling concentreert zich op de Franse spoorwegen, maar dat
wil niet zeggen dat ik zo nu en dan een uitstap maak naar iets wat
elders op de spoorstaven verscheen en dat heeft te maken met wat in de
jaren twintig van de vorige eeuw passeerde, toen men er achter kwam dat
het rijden met door stoomlocomotieven getrokken rijtuigen op secondaire
lijnen toch wel erg prijzig was. De eerste pogingen om dat te
veranderen vonden natuurlijk niet alleen in Frankrijk plaats, waar de
firma SOMUA (Société d' Outillage Mécanique et d'Usinage d'Artillerie),
ontstaan in 1914 door samensmelting van Bouheuy, Farcot, Champigneul
met als belangrijkste partner Schneider & Cie., na eerst een autobus
van treinwielen te hebben voorzien, in 1922 voor de État (de Franse
staatsspoorwegen) een door een met een benzinemotor aangedreven rijtuig
op de rails zette, dat zo succesvol was dat er een kleine serie werd
gebouwd. Daartoe werd bij een in 1888 gebouwd derde klasse rijtuig voor
iets meer dan de helft de houten bovenbouw verwijderd en vervangen door
een motortcompariment met een viercylinder Schneidermotor, die zowel
op benzine, benzol als alcohol kon lopen, een vierversnellingsbak, een
cabine voor de machinist en een bagageafdeling. In gebruik bleek te zo
ontstane voertuig de helft goedkoper in gebruik dan een stoomlocomotief
met rijtuig.
Maar
ook in de Verenigde Staten zocht men naar besparingen en zo ontstond dit
merkwaardige voertuig, waarbij kenners meteen de neus van de destijds
fameuze Mack "Bulldog"-vrachtwagen herkennen. In feite past het voertuig
helemaal niet op mijn baan, het is een slagje te groot en heeft
bovendien in Cernay niets te zoeken, maar op een of andere manier vond
ik het model zo aandoenlijk dat het diende te worden aangeschaft.
Benzinemotoren
leverden in de jaren twintig eigenlijk te weinig vermogen om een
railvoertuig een behoorlijke snelheid te geven, zo reed het prototype
van het État bij het maximale toerental van 1200 toeren per minuut niet
sneller dan zestig kilometer per uur en de in serie geproduceerde
voertuigen dertien kilometer sneller, zodat het gebruik tot secondaire
lijnen beperkt bleef. Daar kwam verandering in toen men in de Verenigde
Staten overging tot benzine-electrische aandrijving. Zo ontstond de
Doodlebug. Een wonderlijke benaming, want in normaal spraakgebruik is
een doodlebug de larve van een mierenleeuw en dat is iets totaal anders
de bijnaam van een Franse goederentreinlocomotief "Boeuf" (os). In de
Verenigde Staten waren sinds 1905 al railvoertuigen met benzinemotor
leverbaar, maar het succes daarvan was door diverse oorzaken ( geringe
snelheid en mechanische gebreken) uiterst beperkt, daar kwam verandering
in toen de ingenieur van General Electric Hermann Lemp, de
gas-electricaandrijving uitvond en vanaf 1923 leverde EMC
(Electro-Motive Company in Cleveland (Ohio) het voertuig dat Doodlebug
zou gaan heten. De carrossserie werd gebouwd door de St. Louis Car
Company, het electrische deel kwam van General Electric. Later werd ook
de Pullman Company ingeschakeld voor het maken van de carrosserie. De
afgebeelde Doodlebug heeft behalve een passagierscompartiment een grote
bagageafdeling.