11.9.22

MUZIEK 3

Omdat Forts een weinig origineel man was begon hij "Ridi Pagliaccio" te spelen, hij had natuurlijk ook "Ory's Creole Trombone" kunnen blazen, maar dat nummer kende hij niet. Frederika Teeven kende dat trouwens ook niet; zij zette van pure zenuwen "Aan de Amsterdamse Grachten" in, dat, zoals de naam reeds zegt, eveneens weinig met New Orleans te maken heeft. Schouwburgdirectrice Wuttelsje - Lepelenboer, nog immer in de coulissen, zag haar theater in een puinhoop veranderen, ze had de politie gebeld, maar het dichtsbijzijnde bureau bleek gesloten en de kans was uiterst gering dat binnen een half uur een agent ter plaatse kon zijn, werd haar verzekerd. Iedereen participeerde achter in de zaal in de strijd, zo had bijvoorbeeld Diederika Samsom uit voorzorg haar platinakleurige pruik afgezet en in haar met rode roosjes versierde slipje gefrommeld, voordat ze met de kreet "Harrekrastus! Harrekrastus! Harrekrastus!" Antonia Vandenketelaere, die speciaal met haar zusters uit Reet bij Antwerpen voor een optreden van de drie tromboneurs was komen aanreizen, een kopstoot gaf. Dat had Diederika beter niet kunnen doen, want de Reetse zusters Vandenketelaere - Antonia, Hendrika en Esmeralda - hadden, in een nog niet zo grijs verleden, een uit het naburige Kontich afkomstige onverlaat, die voorgesteld had een avondje te gaan kwartetten zonder kaarten, een tandartsrekening bezorgd van vijfenzestighonderd euro. "Blottekop!" riep Hendrika, gevolgd door Esmeralda met: "Vleesklak!" Diederika kreeg van Antonia, tegelijkertijd met een forse stomp in de maagstreek, "Pekelteef!" toegevoegd, daarna werd Diederika door de zusters opgetild en als een baal ongebleekt katoen over de hoofden van de strijdenden weggesmeten. "Amai, zo doen we dat met Hollandse karottentrekkers", siste Esmeralda. "Kom meiskes, we gaan naar huis.", zei Antonia en de zusters verlieten het strijdgewoel. Diederika mompelde met een bebloed hoofd: "Kunnen ze wel, een joint strike, in plaats van één tegen één" en verloor het bewustzijn.
Forts speelde nu al dertien minuten lang "Ride Pagliaccio", maar er viel nog steeds niets te lachen; Leoncavallos' compositie zette geen zoden aan de dijk, integendeel, de gevechten werden  heviger. Wobkjewumke Rabbinaat - van Scharnegoutum uit Menaldum, die haar zeventienjarige zoon Wolfgang-Ulbe, met het syndroom van down, een gezellig avondje had geprobeerd te bezorgen, raakte verward in de mêllée toen de zoon plotseling, vergezeld van slurpende geluiden, op smekende toon uitriep "Jak los". Wobkjewumke antwoordde terwijl ze hem aan de hand greep: "Nee, leave dat giet no net, mem kin 't jak no net los meitsje". Petrus Franciscus Johannes Servatius Chrysantus Paulus Phlateranus Timotheus Maria Pulvermans uit Roermond, die vanwege zijn vele voornamen altijd op de lokale VVD gestemd had en nog steeds een t-shirt droeg met het portret van Jos van Rey in een zwarte thong op voor- en achterzijde, had evenwel iets geheel anders verstaan en dacht dat Wolfgang-Ulbes kreet tegen hem gericht was: "Jakhals? Heilige Moeder Gods, wat denk jij wel wie je voor je hebt, sjabbetuuch van de richel" en begon meteen uiterst gepassioneerd op Wolfhang-Ulbe los te beuken. Dat liet Wobkjewumke niet over haar kant gaan en ze greep Pulvermans bij zijn ballen, die ze stevig samenkneep. Ze had per slot van rekening in haar jeugd nog met de hand gemolken en Wolfgang-Ulbe was haar alles.
Wouter Bouterstein, in Den Haag, van waaruit hij na zijn recente scheiding "van se wèf' weer bij "se soogteef" was ingetrokken,  beter bekend als Wâht Bâht, stond nu al meer dan een half uur voor de schouwburg op zijn moeder te wachten. Het was inmiddels kwart voor elf en hij had overduidelijk de smoor in. Hij had een paar keer geprobeerd de aandacht van de portier te trekken, maar die had niet gereageerd. Hij begon een flinke trommelpartij op de draaideur. De "geünifomeedûh huftûh" opende uiteindelijk een zijdeur waardoor gewoonlijk invaliden werden binnengelaten. "Kankûhlèjûh", begon Wouter, is 't in je Gooise lèhpe knèhter geslagen? Ik kom me moedâh haluh en die sâhw om kwart over tien buitûh weze, gombal. Wegweze lèhphannus!" en Wouter stierde naar binnen, zag de vechtende menigte, maar zijn moeder niet. Hij had weinig trek zich in "'t geraus" te werpen en vond na enig zoeken een andere deur, die hem via een trapje op het podium bracht, waar Forts en Frederika Teeven - maar nu gezamenlijk - net aan "De Amsterdamse grachten " waren begonnen.