19.9.22

UNA 17

Ieder jaar eind december ga  ik naar Liel, ik schrijf  dat expres fonetisch want anders zouden jullie kunnen denken  dat ik naar  Langelille ga en dat lijkt me net zo  erg als Koufurderrige of Scharnegoutum. Ik ga naar Liel omdat daar kaalhoofdigen, die hun afgeschoren hoofdhaar aan wangen en kin geplakt  hebben, niet zoals hier, vuurwerken. Dat woord vuurwerken begrijp ik trouwens niet zo goed, want waarom zou je het  aansteken van een lontje werken noemen? In Nederland is een meneer  Blokhut, maar hij  kan ook anders heten,  in ieder  geval is hij in de "hij landt", dat vermoedelijk betekent dat hij weet waar de heilige geest na te zijn uitgestort, neerkomt, druk bezig de rokers uit te roeien, terwijl hij vergeet dat op 31 december een  hoeveelheid CO2 de lucht ingaat die gelijk is aan de jaarlijkse uitstoot van het autopark.
Ik was weer even op reis. Eigenlijk ben ik best een bereisde hond, ik was al in Unna, Münster, Trier, Bielefeld, Bad Breissich, Bad Pyrmont, Koblenz en in Liel dus. Dit keer was ik in Schiltigheim, dat ligt vlak bij Straatsburg. Je moet er via een luchthaven die "het doelpunt" heeft naar toe,  zelfs zonder videoref moet ik het doelpunt afkeuren want het was vooral op de heenreis een puinhoop. Reizen voor een hond, ik heet in Frankrijk sjen wat in het Fries zien betekent, best duur, mensen betalen van het doelpunt naar Straatsburg 49 euro, ik  kost 32,80 en heb dan nog niet eens recht  op een eigen zitplaats. Voor  mij is het heel lastig dat ik in Frankrijk sjen heet, wat dat betreft is onze taal een stuk eenvoudiger: ik begreep meteen dat een hond die opgesloten zat in een voortuin in Schiltigheim de smoor in had. Het was een schnauzer, die heeft zijn naam toch al niet mee, met de Schnauze in beide Pfoten, zoals dat  heet. Iedere keer, wanneer ik langs wandelde, liet hij  uit pure  frustratie woeste klanken horen. Maar ik loop vooruit want eerst moet ik vertellen wat er  gebeurde toen  we in Straatsburg aankwamen en een taxi zochten om naar Schiltigheim te gaan. De eerste taxi wilde ons niet meenemen, de tweede ook niet en toen ging er een lampje op dat het om  mij ging. De chauffeurs wilden  geen hond in hun auto. Ik dacht nog even dat het muzellieden waren,  maar nee, ik zou stinken en ik mocht van de vierde taxichauffeur wel mee in de kofferbak. Nou heb ik best een  goede neus en die chauffeurs stonken erger dan ik: nummer één en drie naar tenenkaas,  nummer twee naar beschimmelde flammkuchen, nummer vier en zes waren naar  een  wc geweest waar het toiletpapier op was en  nummer vijf en zeven waren niet okselfris, gelukkig was chauffeur  nummer acht zo vriendelijk mij wel mee te nemen. 
Una Barquahar
(23.08.2019)