Ieder
jaar eind december ga ik naar Liel, ik schrijf dat expres fonetisch
want anders zouden jullie kunnen denken dat ik naar Langelille ga en
dat lijkt me net zo erg als Koufurderrige of Scharnegoutum. Ik ga naar
Liel omdat daar kaalhoofdigen, die hun afgeschoren hoofdhaar aan wangen
en kin geplakt hebben, niet zoals
hier, vuurwerken. Dat woord vuurwerken begrijp ik trouwens niet zo
goed, want waarom zou je het aansteken van een lontje werken noemen? In
Nederland is een meneer Blokhut, maar hij kan ook anders heten, in
ieder geval is hij in de "hij landt", dat vermoedelijk betekent dat hij
weet waar de heilige geest na te zijn uitgestort, neerkomt, druk bezig
de rokers uit te roeien, terwijl hij vergeet dat op 31 december een
hoeveelheid CO2 de lucht ingaat die gelijk is aan de jaarlijkse uitstoot
van het autopark.
Ik was weer
even op reis. Eigenlijk ben ik best een bereisde hond, ik was al in
Unna, Münster, Trier, Bielefeld, Bad Breissich, Bad Pyrmont, Koblenz en
in Liel dus. Dit keer was ik in Schiltigheim, dat ligt vlak bij
Straatsburg. Je moet er via een luchthaven die "het doelpunt" heeft naar
toe, zelfs zonder videoref moet ik het doelpunt afkeuren want het was
vooral op de heenreis een puinhoop. Reizen voor een hond, ik heet in
Frankrijk sjen wat in het Fries zien betekent, best duur, mensen betalen
van het doelpunt naar Straatsburg 49 euro, ik kost 32,80 en heb dan
nog niet eens recht op een eigen zitplaats. Voor mij is het heel
lastig dat ik in Frankrijk sjen heet, wat dat betreft is onze taal een
stuk eenvoudiger: ik begreep meteen dat een hond die opgesloten zat in
een voortuin in Schiltigheim de smoor in had. Het was een schnauzer, die
heeft zijn naam toch al niet mee, met de Schnauze in beide Pfoten,
zoals dat heet. Iedere keer, wanneer ik langs wandelde, liet hij uit
pure frustratie woeste klanken horen. Maar ik loop vooruit want eerst
moet ik vertellen wat er gebeurde toen we in Straatsburg aankwamen en
een taxi zochten om naar Schiltigheim te gaan. De eerste taxi wilde ons
niet meenemen, de tweede ook niet en toen ging er een lampje op dat het
om mij ging. De chauffeurs wilden geen hond in hun auto. Ik dacht nog
even dat het muzellieden waren, maar nee, ik zou stinken en ik mocht
van de vierde taxichauffeur wel mee in de kofferbak. Nou heb ik best
een goede neus en die chauffeurs stonken erger dan ik: nummer één en
drie naar tenenkaas, nummer twee naar beschimmelde flammkuchen, nummer
vier en zes waren naar een wc geweest waar het toiletpapier op was en
nummer vijf en zeven waren niet okselfris, gelukkig was chauffeur
nummer acht zo vriendelijk mij wel mee te nemen.
Una Barquahar
(23.08.2019)