Vanmorgen naar de groenteman, ik bedoel niet de Hanneke, want die heb al zo'n twintig jaar niet meer gesproken sinds ze bij de omroep werkt waar negentigjarigen nog altijd doen alsof de jaren zeventig nog moeten beginnen, nee, ik was naar de echte - uitbater in groenten en fruit - en ik had het grote geluk meteen na Maaike Smots, u weet wel het geweten van het Goyse dorp met geiwe, aan de beurt te zijn. Smots wilde een pondje kersen, maar dan wel ontpit, want de pitten at ze niet en ze wenste er daarom ook niet voor te betalen. Als de groeteman, ik bedoel nog steeds niet de Hanneke, de kersen niet ontpit kon leveren, dan wilde Smots dat het gewicht van de pitten bij afrekening in mindering zou worden gebracht. Ik verstoutte me een opmerking in de richting Una, ik boog me zelfs zo'n vijfenzeventig centimeter naar beneden, want Una is een kleiner soort hond, dat Smots hoogst waarschijnlijk ook bananen zonder schil wenste. 'Meneer', bitste Smots, 'waar bemoeit u zich mee?' 'Met mijn hond', antwoordde ik geheel naar waarheid. 'Uw hond, uw hond, begrijpt totaal niet wat u zegt. U neemt mij in het ootje.' 'Zegt u maar gerust o, mevrouw want u bent echt wat te groot voor een ootje, vind je ook niet Una?', zei ik, omdat ik mijn hond absoluut niet buiten de conversatie wilde sluiten. Una was er inmiddels bij gaan zitten. Terwijl ik Una probeer duidelijk te maken wat bananen zonder schil zijn - bananas withit skins - begint ze zachtjes voor zich uit te blaffen. Ik herken de melodie: 'Yes we have-a no bananas, we have a-a no bananas today, we've string beans and onions, cab-barges ad scallions, and all kinds of fruit, and say we have an old fashioned to-mah-to, Long Island po-tah-to, but yes we have-a no bananas, we have-a no bananas today', waaruit maar weer blijkt dat Una haar klassieken kent en ze werkt zo aanstekelijk dat de oorspronkelijk uit Volendam afkomstige groenteman begint mee te zingen. Ik bedenk dat het lied actueler is dan Una en groenteman kunnen bedenken, want het eerste couplet luidt:'There's a fruit store on our street, It's run by a Greek, And he keeps good things to eat, But you should hear him speak, When you ask him anything, He never answers "No", He just "Yes'es" you to death.’ Una uitgezongen, informeert wie die mevrouw is, die ontpitte kersen wenst. “Dat is mevrouw Smots” zeg ik. “Die Apfele Smots?”* vraagt Una, die na diverse bezoeken aan Friesland een aardig mondje Fries aan haar Lowland Scottish heeft toegevoegd, Fries dat zij regelmatig verward met Duits, een taal die, zij zich dankzij vakanties in Unna – jawel Una in Unna, hetgeen minimaal drie maal per dag leidde tot de nodige vrolijkheid: “Wie heisst Ihr Hund.” “Una!” “Nein, Sie sind in Unna, wie heisst Ihr Hund?” – Bad Pyrmont, Münster, Bad Breisig en Koblenz, vrij behoorlijk heeft eigengemaakt. “Nee’, zeg ik, “gewoon Smots, niet die Apfele Smots.” “Ach so.” Dat “Ach so”, klinkt zeer Duits, je kunt goed horen dat Una haar stinkende best gedaan heeft om de Duitse taal onder de knie te krijgen. U zou haar eens “Jawohl!” of “Abtreten” moeten horen zeggen. Helaas maakt dat laatste woord geen enkele indruk op de katten die regelmatig in onze tuin de vinden zijn, maar dat kan natuurlijk liggen aan het feit dat de betreffende katten geen woord Duits kennen.(* smots: Fries voor moes.) Terwijl mevrouw Smots met een half bakje komkommersalade en vier aardbeien de groentelokaliteit verlaat, informeert Una luidkeels, want fluisteren is haar volledig vreemd, of nu het niet de Apfele Smots blijkt te zijn, of het dan tenminste die Schmutzigen Gesmotsen is, waarbij ze buitengewoon olijk uit haar oogjes kijkt, wetend dat dergelijke vragen op het randje van welvoeglijkheid zijn. “Nee’, zeg ik, "het is niet die Schmutzigen Gesmotsen, alhoewel er gerede gelegenheid is zulks te denken.” Waarop Una zich razendsnel naar buiten stort om nog, al is het maar heel even overluid, “Schmutzigen Gesmotsen” te blaffen. Mevrouw Smots draait zich woedend om: “Meneer u moet u schamen, wat een onfatsoenlijk rotbeest.” Voordat ik kan antwoorden met: ‘Ach, mevrouw ik heb misschien een onfatsoenlijke hond, maar u…”, barst Una uit in het van haar bekende vocabulair: Zwart bepoteld virginaal, marinated piece ay cuddie jobby, bargehämmorhoide.” Kortom zij scheldt in een ook voor mij deels onverstaanbare taal, die zij zich voor een deel moet hebben eigengemaakt, toen zij een paar maanden in een asiel in het oosten des lands verbleef. Smots draait zich om en zwaait met de wijsvinger eerst in mijn richting en vervolgens in die van Una: "Weet je waar jij naar toe moet, klein sekreet, naar een boot camp! Daar weten ze wel raad met jouw soort en misschien kan je baas dan tegelijkertijd even onder handen worden genomen." Dat is olie op het vuur, Una vergeet totaal dat Smots van haar Lowland Scottish geen chocola kan maken en barst nu los: "Aha, ye ur 'at glaikit hen ay th' bit camp. Left, tois, thee, fower, left, tois thee, fower, left, tois thee, fower." en tracht daarbij in een soort paradepas te marcheren, daarna zet ze zich op haar achterpoten, beweegt haar linkervoorpoot onder haar neus en haar rechtervoorpoot schuin naar voren en roept: "Ah didne dae anythin' wrang, jist loch th' mayur, fa falsely accused an' ruined man's reputation, ye noo whit ye ur a piece ay jobby." Ik heb al eerder opgemerkt dat wanneer Una beledigd wordt ze fors van leer trekt, dat dringt langzamerhand ook tot Smots door, die eieren voor haar geld kiest en aan haar stutten trekt. "Guid riddance", schreeuwt Una haar achterna, "Schmutzigen Gesmotsen!"
(juli 2015)