“Wat sèn we hier an ’t doen, speknek? Beetje an’t klootfiolûh, terwèl fèftig
metûh ferderop mensûh mekaar
fermoordûh? Jèh ben toch fan de pot geruk. Zal ik jâh us ‘n hengst foah je trèter gewûh zodat je kiezement
je reet uit komt stappûh?” Forts besteedde geen enkele aandacht aan Wouter
Boutenstein, dat had hij beter wel kunnen doen, maar dat zat niet in zijn aard.
Hij had zich altijd beschouwd als het centrum van het firmament. Wouter duwde
de schuif van Forts’ trombone volledig in en ramde het mondstuk tegen zijn
valse voortanden, die onder het geweld afbrokkelden. “Nâh kan je toeterûh,
koekuhbakkûh!” Vervolgens wendde Wouter Boutenstein zich tot Frederika Teeven:
“Wat mot jèh nôh met je
supûhkattepult, takkûhwèf?” en hij probeerde de harp als eiersnijder te
gebruiken door Frederika door haar harp te trekken.
Toen de muziek
stil viel, hield geheel onverwacht ook de vechtpartij achter in de zaal op: het
werd doodstil. Enigszins bedremmeld stapte schouwburgdirectrice
Wuttelsje-Lepelenboer vanuit de coulissen het toneel op. "Meneer, meneer",
begon ze. "Wat is er, wyffie?" vroeg Wouter. "Ik zou u willen
vragen of u iedereen wilt opdragen naar huis te gaan?" "Maar dan moet
ik eerst effe deze achtelukke megoâle verwèhdûrre." Wouter veegde eerst
Forts met de restanten van diens trombone van het podium, om zich vervolgens
over Frederika Teeven te buigen en haar met harp en al onder de uitroep
"Opsoademitere vuil sekreet met je tyfusmuziek. An de Amsterdamse
grachtuh? Hoe komp 'n mens erop? Gaat maar eens fèn oefenûh op
O, o Duh Haag mauie stad achteâh duh duinuh,
dan mag je terugkomûh, stinkdeken!" de zaal in kieperde. Daarna stelde
Wouter zich op achter de microfoon en zei "Ma, waar zit je nâh? Ik heb een
half uur buiten staan afniften en dan kom ik èndeluk binne en is 'r hier 'n
rauspartèh waar de tekkels geen brood van lustûh en dan heb ik het nog niet
over die achtelukkûh derderangsvarjeténeukûhs, die ik net van 't podium heb
gesodemietûhrd!"
"Woutertje",
klonk het zwakjes van achter uit de zaal. "Moedah", riep Wouter
terug, " kom op, we gaan naar huis. En jullie allemaal oprotte, optiefuh
mafkeitels!" Langzaam verdween de massa. Een enkeling bebloed, een ander,
zoals Ronalda Plasterk, zonder linkeroor. Forts kroop op handen en voeten naar
de artiestenuitgang met in zijn kielzog Frederika Teeven, de restanten van haar
harp rond haar middel. "Op de Honda Goldwing", mompelde Forts
verdwaasd, terwijl hij in het nachtelijk duister verdween.