"FORTSIE!....FORTSIE!....FORTSIE!"
begon iemand in de zaal te scanderen. Het werd in de kortst mogelijke keren
overgenomen door het volledige publiek.
"FORTSIE!....FORTSIE!....FORTSIE!" klonk het uit 595 kelen. Er waren
namelijk slechts vijf stoelen onbezet gebleven. De drie tromboneurs zetten
"Oeperdepoepzatopdestoep" in, alhoewel dat zeker niet tot het
traditionele dixielandrepertoire behoorde, maar zoals immer wel vrolijkheid
verhogend werkte. Ronalda Plasterk deed een poging tot het dansen van de can-can
terwijl ze de luchtgitaar achter haar rug bespeelde, maar viel na exact
achtenveertig seconden jammerlijk op haar muil, terwijl haar kokette
hoedje van het podium rolde. Een obese echtpaar op de derde rij begon een
polonaise, weldra gevolgd door de hele zaal. Met enige moeite, want het vet zat
hun wel degelijk in de weg, beklom het echtpaar het podium. Forts stelde zich
ogenblikkelijk op aan het hoofd van de stoet.
Schouwburgdirectrice
Wuttelsje-Lepelenboer, nog steeds in de coulissen, keek de optocht vol
afgrijzen aan. Ze kon Forts' fratsen missen als kiespijn, vooral omdat ze net
een uitnodiging had ontvangen om te solliciteren naar de functie van
zendercoördinator van NPO Radio 4 in Hilversum. "Hufter", mompelde ze.
Toneelmeester Jochem Frutselmans, die naast haar stond, verbeterde:
"Rufter!" De drie tromboneurs: Forts, Stuitje en Kassier, gevolgd
door het damesorkest, met uitzondering van Frederika Teeven die haar harp niet
lopend kon bespelen en alleen op het podium achterbleef, marcheerden op
de tonen van de "Radetzkymars" de zaal uit in de richting van de
foyer, toen mandoliniste Erica Terpstra struikelde en languit in de
deuropening bleef liggen. Het publiek begon op en over haar heen te
klimmen. Forts, die de polonaise met een grote slinger door dezelfde deur de
zaal weer in wilde leiden beklom, terwijl hij een matig swingende versie van
"Waar de blanke top der duinen" inzette, Erica van de andere kant.
Er ontstond een handgemeen. Erica Terpstra, die net de benen weer onder haar
eigen gat had, begon met de restanten van haar inmiddels vertrapte mandoline om
zich heen te slaan, ze raakte daarbij ene Tipitina Kruiden - Bitter tegen
het hoofd. Van de broer van deze aan epilepsie of vallende ziekte leidende
vrouw - hoenderhouder te Laren (Noord-Holland) - maakte zich een razernij meester,
zoals die zich in de laatste honderdvijftig jaar in het Gooi niet meer had
voorgedaan (de laatste keer was in 1861 toen een een erfgooier door een andere
erfgooier betrapt werd op geslachtsgemeenschap met een drie weken oud lam, dat
toebehoorde aan de burgemeester van Bussum. Een duidelijk geval van
pedobestialiteit) en hij stortte zich als een rottweiler op Zus ter Bertken,
die met de hele zaak niets uitstaande had, maar de broer van Tipitina,
Johannes, genoemd naar de beschermheilige van Laren (Noord-Holland) was vanaf
de geboorte buitengewoon slechtziend. Zus ter Bertken prikte haar piccolo in
één van de bijna blinde ogen van Johannes Bitter, met de van haar gekende
strijdkreet: "De herder is mijn Heer". "Jouw heer kan me de bout
achelen", schreeuwde Alida Bitter, ongehuwde zuster van reeds genoemde
Tiptina Kruiden - Bitter en Johannes Bitter - de Bitters uit Laren
(Noord-Holland) hadden namelijk het optreden van de drie tromboneurs
aangegrepen voor een familieuitje - en kneep Zus ter Bertken haar strot dicht.
"Dat moogt gij niet doen, ik vind zulks hoogst onverkwikkelijk", vond
ene H. de Wijch, sinds 1931 importeur van orewoet en oorsmeer te Blaricum (eveneens Noord-Holland) en
hij begon met zijn ebbenhouten wandelstok om zich heen te meppen. Forts had
inmiddels geheel alleen "Alte Kameraden" ingezet, want de rest van
het polonaisend gezelschap was in het ongerede geraakt, ook deze Duitse mars
behoorde niet tot het Dixielandrepertoire, maar zoals ik al eerder opmerkte,
Forts keek niet zo nauw en zou bij wijze van spreken Saint-Saëns' "Danse
Macabre" en Bachs "O Haupt voll Blut und Wunden, Voll Schmerz und voller Hohn", met een swingsausje hebben overgoten.
Inmiddels was rond
de deuropening naar de grote zaal van het theater een enorm slagveld ontstaan.
Het was opvallend dat met name de dames zich niet onbetuigd lieten door
schoppen, slaan en bijten. Ene Geertruida von Grepsch - haar voorouders van
oude Duitse landadel, waren rond 1840 in Nijmegen beland van waaruit ze zich
over geheel Nederland hadden verspreid - kauwde moeizaam het linkeroor
van Ronalda Plasterk weg, waarna ze een fikse boer liet. Boekweit Kassiers
trombone was volslagen in het ongerede geraakt, de schuif van het instrument
was in een hoek van 90º verbogen. Jantien van Ruusbroecs piccolo stak in de
gulp van Hommert Stuitje die volslagen verdwaasd een gedateerd kinderliedje
mompelde: "Epompee, poedenee, poedenaske, epompee, epompa".
"Hier steek dat in je zak, pompeeër" krijste Tipitina Kruiden -
Bitter, terwijl ze de piccolo verder in het kruis van Hommert Stuitje dreef.
Forts had intussen het podium bereikt, waar harpiste Frederika Teeven juist
maatregelen nam om haar harp in te pakken en weg te wezen. Forts keek voor de
eerste keer om, overzag de chaos en riep: "Doorspelen Frederika, juist nu:
doorspelen!"