20.3.07

Loyaliteit

Vorige week was het weer een keer zo ver: ik moest een Amerikaan bijpunten over het ‘dappere’ gedrag van het Nederlandse volk tijdens de Tweede Wereldoorlog. Ik had een nieuw argument: “Dacht je nu echt dat een volk, waarvan op dit moment, volgens een opiniepeiling, bijna een vijfde deel op een rascistische partij zou stemmen, zich dapper gedragen heeft? Ik vind dat naief.” Hij noemde Anne Frank. Ik vroeg hem en ik wist dat op het moment dat ik het vroeg, dat het een onmogelijke opgave was, mij een vooroorlogse Joodse burgemeester in Nederland te noemen. Hij keek me niet begrijpend aan. Ik gaf zelf het antwoord: “Die is er niet. De Engelse stad Coventry had bij het begin van de Eerste Wereldoorlog een in Duitsland geboren Joodse burgemeester, een Jood als burgemeester dat kon hier pas na de Tweede Werteldoorlog, klaarblijkelijk speelde in Nederland een soort loyaliteitskwestie, niet eens zo heel verschillend van degeen, die er nu door Wilders wordt aangezwengeld. Ik herinner me ook de voorzitter, en dit gaat dus niet over politiek, maar misschien toch eigenlijk wel, een voorzitter van een landelijke vereniging, die vond dat de vice-voorzitter hem niet kon opvolgen omdat deze Jood was.”
“Maar Anne Frank?”, probeerde hij opnieuw. “Ik doe niets aan haar af, maar ik denk toch dat zij misbruikt wordt als uithangbord voor het goede gedrag van Nederlanders, niet alleen binnen de grenzen van dit land, maar ook en misschien vooral daar buiten. Er zijn tientallen gemeenten met een Anne Frankstraat, een Anne Franklaan, een Anne Frankplein, terwijl geen van de weggevoerde Joden uit de eigen gemeente met een vernoeming wordt herdacht. Al is het maar met één straatnaam. Dat zou pas zoden aan de dijk zetten en ik zou er graag op een plaquette bij willen hebben door wie diegene eventueel is verraden, gearresteerd en vermoord.” Daarna bleef het lang stil.