9.3.07

Banjo

Vandemorgen kreeg ik een uitnoging van vrouw Beintema uit Mantgum, want zij wordt vijfentachtig. Nou, als ik ergens geen nocht aan heb dan is het aan een middagje met haar man Ate. Want Ate heeft toen hij zestig werd een banjo gekregen van de kinderen en daar pijlt hij algedurig zo’n dertig jaar op om. En in plaats van verjaardagen op te fleuren, vergrijmt hij ze door het zingen en spelen van Amerikaanske deuntsjes. Ik moet daar aankomende week vrijdag dus op af, maar ik denk, dat ik het maar afzeg omdat ik voor zulks niet in de stemming ben. Het slimste is dat vrouw Beintema, Wobkje voor de haren, meestentijds als ze twee glaasjes advokaat met slagroom op heeft, mee gaat zingen en na het derde glaasje, want zij is nogal van innnemen, ook gaat dansen, met de handen in de lucht. Ate roept dan: “Hop Wob!” en knijpt haar in het gat en zegt tegen de visite: “Zie, het oud mens eens een wille hebben.” Ik en de anderen hebben dan helendal geen wille, maar vorig jaar was Jarich Huitema, in de negentig, maar nog altijden zeer tuik, der ook en na een stijf kwartiertje Ate en Wobkje, heeft hij de bek opengescheurd met “Rolje, rolje wetterweagen” en toen was het gauw afgerend met de banjo.

Vrouw Ymkje Sinnema - Meindertsma, Rotsterhaule.