5.10.07

Fiechemann 7

Alle lust tot leven was hem ontvlogen, dat borduurde hij sluitelijk, maar daar konden zelfs de bemonterende gesprekken met de oudersthuisgeestelijke geen andering in brengen: hij mocht dood zijn. Weg van vrouw Daimler en vrouw Ochuss en weg van de schrikkelijke krankenzusters met hun grote rodelijke handen en hun te luide hetere stemmen. die immer vergaten hem op de gerechte aard en wijze aan te spreken en hem deshalve het laatste beetje stol ontnamen, dat hem restte. Hij haaste ze ze immer meer, voor alles nu hij op de kleine krankenzaal lag en ze durend in zijn omgeving waren en het onmogelijk was hen ook maar een ogenblik te ontvliegen. Het geplapper over de verzienprogramma’s, hun verloofden, het kletsen over andere zusters en kranken kwam hem de hals heenuit.