26.10.07

Fiechemann 26

Fiechemann mormelt: “Mij evenvals. Ik borduur het zeer, heer vlezer.”
“Nou ja wanneer U weder tot geld komt, schik ik U schoon de rekening. En om tot het geld te geraden, roept U nu eerst uw zonen aan. Sluitelijk hebben we ook nog een normale telefoon, geeft U mij de nummers.”
“Ik ben gans door en ander, ik kan ze me niet herinneren.”
“Maakt ja niks, dan roepen we het telefoonambt aan.”
In dit ogenblik klinkt de ladenklingel en roept iemand: “Waar is het zwijn?”
Fiechemann schrompelt te samen: “Dat is de vrouwdirektorin.”
“Snelstens in de koelcel met U”, en weinige ogenblikken later staat Fiechemann inmidden van dode brokken vee.