23.10.07

Fiechemann 23

“Jullie bent geheel verrukt, ik ken de heer Professor Doktor Doktor Doktor Fiechemann als een zeer voorname kunde schoon al vast mijn hele leven, zijn vader was al kunde bij mijn vader”, zegt de vlezer.
De greep in Fiechemanns kanthaken verslapt en hij maakt een verzoek daarvan te komen, maar werpt daarbij de kleine Nobbeltez omver.
Vrouw Beheimann zegt onverschutterd:” Schoon goedennamiddag heer vlezer, ik mocht van U vier steaks, van fijnsten zelfsverstandelijk. En dan mocht ik ook nog wat opsnede: tweehonderdvijftig gram landschenken, van fijnsten zelfsverstandelijk, driehonderd gram kalfsleverworst, van fijnsten zelfsverstandelijk en een half ons bloedworst voor de Nobbeltez hier.
De vlezer heeft de krankenzusters Asserbach en Otzenfeld de weg versperd, die grimmige verzoeken doen Fiechemann opnieuw vast te grijpen en daarbij allerlei beschuldingen aan Fiechemanns adres uiteren.
“Heer Professor Doktor Doktor Doktor Fiechemann gaat U naar hinden, in mijn bureau, dan schaf ik deze twee volidioten naar buiten, nee ik meen U niet genadige vrouw Beheimann, maar deze twee wijfstukken”, en hij vangt aan Asserbach en Otzenfeld uit de vlezerij te verdrijven. luid mekkerend lopen ze daarvan.