Na de 232R, waarvan drie exemplaren werden gebouwd, werden in 1940 en '41 vier 232S'n afgeleverd, die in plaats van een drie- een viercylinder hadden en wat was het mooi geweest als er na de oorlog met de bouw ervan was verder gegaan, maar dat mocht niet zo zijn, uit de Verenigde Staten en uit Canada werden tussen 1945 en '47 1340 locomotieven van het type 141R geïmporteerd. De 141R was een universeel inzetbare locomotief, zowel voor personen- als voor goederentreinen, terwijl de 232S een luxepaardje was, bovendien zou de opkrabbelende Franse industrie niet in staat zijn geweest om zo'n enorme serie te bouwen. In Frankrijk werd maar een handjevol locomotieven gefabriceerd, zoals de 232S en de 241P, van laatstgenoemde serie verschenen tussen 1948 en '52 35 exemplaren op de rails. De zwanenzang van de Franse stoomlocomotief is voorbehouden aan de 232U-1, in 1949 werd deze door de spoorwegmensen "La Divine" gedoopte viercylinderlocomotief afgeleverd, het was net als de S een viercylinder gekoppeld aan een 36B-tender. Van de door Marc de Caso's ontwikkelde 232-serie werden uiteindelijk dus maar acht locomotieven gebouwd. Wie de U in het echt wil zien, reppe zich naar het schitterende spoorwegmuseum in Mulhouse, dat anders dan in Utrecht de bezoeker als volwassene beschouwt.