66 jaar geleden. Ik bezit één langspeelplaat. De Falla's "Driekante Steek" en van mijn eerst verdiende geld koop ik er twee bij: Bunk Johnson, de legendarische, teruggevonden New Orleans-trompettist, die voordat hij weer kan blazen eerst een kunstgebit moet krijgen, samen met de Yerba Buena Jazz Band uit San Francisco - met de gister gemelde Turk Murphy op trombone - en een lp van de een groep rond de Chicagodrummer (en schilder) George Wettling. Voor de plaat van Bunk Johnson staat de leider van de Yerba's, Lu Watters, zijn plaats af aan Bunk Johnson en het wordt een uiterst gevarieerd geheel waarbij niet alleen Johnson een vocale bijdage levert, maar ook Clancy Hayes, terwijl de beide gospels, "When I move to the sky" en Nobody's Fault but mine" voor rekening komen van Sister Lottie Peavy. De plaat van Wettling is andere koek, in feite is het een gezelschap rond gitarist Eddie Condon, dat dankzij het blad Collier's een plaat kan maken en we vinden bekende namen. die vaker rond Condon zijn tegengekomen als Wild Bill Davison (trompet altijd scheef voor de mond), Cutty Cutshall, Edmond Hall en Bob Casey. "Back home in Indiana" begint -wonderlijk genoeg - met Wettling op pauken, die zo gaat het verhaal, in de studio stonden opgesteld. (De bij dit werkje geplaatste foto's zijn er weer eens opgezet door Noddy Noodle.)
9.5.19
Johnson & Wettling
66 jaar geleden. Ik bezit één langspeelplaat. De Falla's "Driekante Steek" en van mijn eerst verdiende geld koop ik er twee bij: Bunk Johnson, de legendarische, teruggevonden New Orleans-trompettist, die voordat hij weer kan blazen eerst een kunstgebit moet krijgen, samen met de Yerba Buena Jazz Band uit San Francisco - met de gister gemelde Turk Murphy op trombone - en een lp van de een groep rond de Chicagodrummer (en schilder) George Wettling. Voor de plaat van Bunk Johnson staat de leider van de Yerba's, Lu Watters, zijn plaats af aan Bunk Johnson en het wordt een uiterst gevarieerd geheel waarbij niet alleen Johnson een vocale bijdage levert, maar ook Clancy Hayes, terwijl de beide gospels, "When I move to the sky" en Nobody's Fault but mine" voor rekening komen van Sister Lottie Peavy. De plaat van Wettling is andere koek, in feite is het een gezelschap rond gitarist Eddie Condon, dat dankzij het blad Collier's een plaat kan maken en we vinden bekende namen. die vaker rond Condon zijn tegengekomen als Wild Bill Davison (trompet altijd scheef voor de mond), Cutty Cutshall, Edmond Hall en Bob Casey. "Back home in Indiana" begint -wonderlijk genoeg - met Wettling op pauken, die zo gaat het verhaal, in de studio stonden opgesteld. (De bij dit werkje geplaatste foto's zijn er weer eens opgezet door Noddy Noodle.)