Merkwaardig,
in de jaren twintig boekten auto's van het merk Lorraine-Dietrichs
successen tijdens de 24 Uren van Le Mans, maar een paar jaar later
zetten zowel Lorraine als De Dietrich autorails in de markt en waren het
elkaars concurrenten. Lorraine was anders dan De Dietrich geen grote
speler op de spoorwegmarkt, er werden in totaal slechts zeven autorails
onder eigen naam afgeleverd door de fabriek, drie aan de État en vier
aan de Est. Lorraine begon ooit als De Dietrich in Reichshoffen, maar na
de annexatie in 1871 van de Elzas door Duitsland raakte de belangrijke
leverancier van spoorwegmaterieel van de Franse markt afgesloten en in
1880 werd een nieuwe fabriek in Lunéville gestart die zich in 1905
losmaakte van het moederbedrijf in Reichshoffen en verder ging als de
Société Lorrainne des Anciens Etablissements de Dietrich et Cie de
Lunéville. Oorspronkelijk waren er plannen van Lorraine om de autorails
uit te rusten met Renaultmotoren, maar daar stak De Dietrich een stokje
voor en uiteindelijk kreeg iedere Lorraine-autorail twee
zescylinderLorraine-Barbarouxmotoren, die maar matig voldeden en werden
vervangen door twee Saurer-BDXS-motoren. De maximumsnelheid van de Lorraines was 120 km/u.