17.7.20

REISGEVOEL

Een eeuw geleden waren grootstedelijke spoorwegstations tempels. Tempels ten gerieve van de reiziger. Soms maakt zich een gevoel uit mijn jeugd zich van mij meester, het verwachtingsvolle sentiment om op reis te gaan en vervloek ik degenen die me dat gevoel ontnomen hebben. De kruideniersmentaliteit, die zonder enige eerbied voor de bouwer van de tempel het station verkwanseld heeft aan fastfoodgiganten en andere neringdoenden. Iedere keer als ik in Parijs ben probeer ik minimaal een half uur in het Gare de Lyon te zijn, de tempel van de P.L.M. In ons land geeft alleen het Haagse Hollands Spoor me nog een fractie van het verwachtingsvolle sentiment terug, het Amsterdamse Centraal Station ken ik nu al meer dan dertig jaar als een plaats waar idioten zich ongestoord op het interieur konden uitleven en reizen tot een te verwaarlozen nevenactiviteit is gaan behoren. Het is alsof ik in een tijd leef waarbij het uiterlijk belangrijker is dan de inhoud, wat er achter de gevel gebeurt is volslagen onbelangrijk. De verkoop van een kopje Starbuckskoffie schijnt voor de uitbaters van het station van meer importantie dan de reis naar Zuidhorn of Brussel.