6.10.24

Moeder 5

Mijn moeders vader noemde ik pake, beppe was zeven jaar voordat ik geboren werd overleden.  Maar omkes en muoike noemde ik mijn oom en tantes niet.  De broer van mijn moeder  heette Rinse, dat woord kende ik van de appelstroop.  Zijn naam werd steevast verkeerde uitgesproken, net als andere Friese voornamen. Terwijl heel Nederland de Engelse voornaam John goed uitsprak rommelde men wat Friese voornamen betreft maar wat aan. Mijn  moeder heette Attje, dat  moet worden uitgesproken als Atsje, maar haar hele leven heeft mijn moeder geworsteld met hoe de mensen haar noemden. Mijn moeder had een tante Neeltje,  uitspraak Neeltsje,  ze woonde niet ver van de Stienserdyk met haar man Mame en sprak alleen maar Fries in een huis zonde  waterleiding, gas en electriciteit. Schrijven in het Fries had ze, eind negentiende eeuw niet geleerd, toen ze me rond 1960 en brief schreef, deed ze dat in een plechtstatig Nederlands dat ze lang geleden op school had geleerd: "Ik hoop het gaat u  lieden wel". Mijm moeder sprak zowel met haar vaders ooms en tantes als met die van haar moeder altijd  Fries. Mijn vader verstond het, maar ik heb hem nooit een woord Fries horen spreken.