Een
tram is onbruikbaar wanneer het om controle en eventuele reparatie van
de bovenleiding gaat, want de stroom moet van de draad en op dat
moment staat de de tram stil. In Den Haag werd het probleem opgelost
door in 1922 een met een benzinemotor aangedreven railvoertuig, voorzien
van een draaibare hefbrug, aan te schaffen. Zesendertig jaar later werd
de bovenleidingmontagewagen gereviseerd en van een dieselmotor vorzien
en kreeg hij, naar de naam van zijn vaste bestuurder Tinus Kok, de naam Dieseltinus.