7.7.07

Minnesota

In 1906 emigreerde een jongere broer van mijn moeders vader met zijn vrouw naar de Verenigde Staten. Vlak na de Tweede Wereldoorlog hadden beide broers voor de laatste keer per brief contact: pake overleed in 1951, zijn broer Pieter in 1950. In 2000 organiseerden de Friezen een reunie: Fryslan 2000. Ik ging ter gelegenheid daarvan op zoek naar de de nazaten van Pieterom en vond na een wekenlange zoektocht een kleinzoon in Georgia, die me vertelde dat twee dochters van oom Pieter en tante Anna, Bessie en Alice in leven waren. Bessie werd op 7 maart 2000 90 en ik ben met allerlei familiebescheiden afgereisd naar Minnesota. Deze week was ik er opnieuw. Ik ben driftig bezig geweest te achterhalen wat ze nog van het land van hun ouders wisten: een rijmpje dat begint met "lytse ding", de uitdrukking "smoarich fanke" en twee gerechten "krintsjebrei" en "weke bole". Maar er is meer dan deze misschien wat oppervlakkige zaken: tante Bessie lijkt niet alleen uiterlijk maar ook qua karakter op mijn moeder en beiden met een voorkeur voor felle kleuren van hun kleding. Twee vrouwen, die opgroeiden in verschillende werelddelen en elkaar nooit onmoetten. Pieterom schreef, zijn vrouw Anna had dat als schipperskind nooit geleerd. Tante Alice moest ik uitleggen hoe dat kwam, ik moest ook vertellen hoe je hangend in de lijn destijds een schip voorttrok. Het was een fantastisch en emotioneel weerzien met familie en op Independence Day (4 juli) brachten we - hoe kan het friezer - door aan de oever van een meer.
Gistermorgen ben ik - opnieuw een omweg - via Cleveland naar Chicago gevlogen.