Twijnstra, derde klas
onderklerk bij de gemeente Leeuwarden, had net zijn potloden geslepen en zijn
driekleurenbalpointpen rechts op zijn bureaublad gelegd, zijn kalenderblaadje
omgeslagen op 13 december 1998 toen de telefoon ging. Moest zijn vrouw wezen, dacht
hij, waarschijnlijk had hij vergeten de vuilnisbak aan de weg te zetten of had
hij de band van zijn oudste zoons fiets niet opgepompt voordat die naar school
moest, de jongen was verdomme al veertien en zou dat al lang zelf moeten
kunnen. Maar nee, het was Hylkje Zondervan, de secretaresse van zijn chef met
de mededeling dat hij als de gesmeerde bliksem bij zijn chef, meneer Miedema,
diende te komen. Dat voorspelde weinig goeds: was er een kastekort? Had hij het
licht bij weggaan gisteravond niet uitgedraaid? Was hij vergeten opdracht te
geven dat de brugwachter van de Vrouwenpoortsbrug, die al veertien dagen in het
ziekenhuis lag, een Sinterklaascadeautje moest worden gebracht? Of had Miedema
ontdekt dat hij eergistermiddag stiekem zijn hond vier uur onder zijn bureau
had verstopt, nadat hij in de middagpauze met het beest naar de dierenarts was
geweest? De hond had plotseling last gehad van winderigheid en omdat zijn vrouw
in Franeker werkte, was er maar een oplossing geweest en dat was snel een bezoek
van hem met het beest aan de dierenarts. Hij had wel de hele middag in de stank
gezeten, want de pilletjes die waren voorgeschreven hadden natuurlijk niet
meteen geholpen. Misschien had Miedema de indrukwekkende stank van Ceasar, want
zo heette de hond, wel geroken?
"Goedemorgen meneer Miedema."
"Hallo Twijnstra, ga zitten!"
Dat viel mee, als hij iets
fout gedaan had, mocht hij nooit gaan zitten, maar werden de zaken, voor hem
althans, staand afgehandeld.
"Twijnstra, wat is
volgens jou de belangrijkste schrijver die onze mooie stad ooit heeft
voortgebracht?"
Een lastige vraag, want hij
kende Miedema's literaire voorkeur niet en daar hing in feite natuurlijk alles
van af. Twijnstra keek naar het plafond.
"Vooruit Twijnstra,
jij moet met jouw achtergrond, toch wel een paar Leeuwarder auteurs
kennen?"
"Nou meneer Miedema, wat dacht u van Starter,
Cohen of Slauerhoff?"
"Nee, nee, neeeee, m'n beste Twijnstra",
steunde meneer Miedema.
Nu wist hij dat hij moest
uitkijken want als meneer Miedema m'n beste gebruikte dan voorspelde dat in de
regel weinig goeds. Hij voelde dat hij in paniek raakte en dan dacht hij vaak
heel verkeerde dingen zoals nu: waren Willem Weaze, Oebele Voorstreek en Pieter
Tuinen schrijvers? Nee, natuurlijk niet, maar wie bedoelde meneer Miedema dan
wel? Slauerhoff was als het er op aankwam, de enige Leeuwarder auteur die
nationale faam genoot.
"Ik had mijn hoop op
jou gevestigd Twijnstra omdat jij de enige op de secretarie bent die Nederlands
gestudeerd heeft."
Hebt, dacht Twijnstra, niet
heeft. Het was nog waar ook, anderhalf jaar was hij vrijwel iedere dag met de
trein naar de Groninger universiteit geboemeld, maar uiteindelijk had hij zijn
studie opgegeven vanwege examenvrees. Het koude zweet brak hem uit.
"Ik dacht aan een Leeuwarder schrijver die
iedereen kent, Twijnstra."
Nynke van Hichtum? Maar nee,
die had weliswaar in de stad gewoond, maar je kon haar toch bezwaarlijk een
Leeuwarder schrijfster noemen.
"Wat dacht je van Havank, Twijnstra."
Jezus, Havank? Maar dat was toch geen literatuur?
Meneer Miedema keek hem met
getuite lippen vol verwachting aan. Hij moest nu antwoorden.
"De man van de detectiveboekjes, bedoelt
u?"
"Juist ja, die! En je
mag gerust boeken zeggen in plaats van boekjes, Twijnstra en we hebben grootse
plannen met hem!"
Grootse plannen met Havank?
Twijnstra was ooit in zo'n boekje begonnen, maar had het na een bladzij of
vijftien weggelegd, het haalde het niet bij het werk van Simenon.
"Ja Twijnstra, onze
stad heeft een fantastisch plan: wij gaan een Havankpark aanleggen en jij,
Twijnstra, wordt de spil van dat plan. Jij wordt twee maanden vrijgesteld van
ander werk."
"Hoe bedoelt u meneer Miedema? Wat, wat wordt
van mij verwacht? Hoe, hoe...?"
"Jij, Twijnstra gaat
alle boeken van Havank lezen en je gaat je bovendien verdiepen in zijn leven:
jij zoekt uit wij zijn vrienden waren, met wie hij getrouwd was, kortom jij
wordt, zoals ik al zei, de spil waar ons Havankproject omdraait!"
"Maar, maar, meneer Miedema, wat is de zin van
dat alles?"
Hij zag zich al dag in dag
uit achter zijn bureau met, hoe heetten die boekjes ook alweer, "Grijze
Miertjes"? "Oranje Tijgertjes"?
"De zin, beste
Twijnstra is, dat wij volgend jaar het Havankpark kunnen openen met namen uit
de door Havank geschreven "Zwarte beertjes". Die namen die jij
gevonden hebt worden straatnamen in het Havankpark en je krijgt bij je werk
zelfs hulp. Er komt een stagiaire je assisteren. Ik heb er al eentje op het
oog: Marrichje van der Brol! Zij komt bij jou op je kamer en jullie zorgen er
samen voor dat ik een reeks van potentiële straatnamen krijg, waaruit de
gemeenteraad dan een keuze kan maken. Je begrijpt, Twijnstra, hoe meer namen
hoe liever!"
Het duizelde Twijnstra toen hij weer achter
zijn eigen bureau zat. Havank? Zouden ze in Den Haag ook een Dick Bospark, of
hoe heette de schrijver daarvan ook alweer, gaan aanleggen? En wat moest hij
met die Marrichje van der Brol op zijn kamer? Dat leek toch verdacht veel op
een inbreuk op zijn privacy. Hij mocht Marrichje niet. Ze voelde zich
klaarblijkelijk als stagiaire ver verheven boven de de rest van het personeel.
Ze had hem bijvoorbeeld nog nooit gegroet en laatst had hij bij het
kopieerapparaat met twee collega's toevallig een gesprek over haar gehad. Age
Verstolk vond haar "n nuver mokkeltsje". Misschien is ze wel
lesbisch, had Sytske Wester - Singelsma geopperd. Waarop Age, nooit verlegen om
een grapje, "Potmarrichje" had gezegd. Grinnekend waren ze uit elkaar
gegaan toen ze meneer Miedema zagen aankomen. Intussen zat hij er maar mooi
mee. Met Havank en Marrichje van der Brol, het kon niet erger.
De Haagse collega, die hij
vervolgens belde had zich voorgesteld als Ina van Meerdervoort, ze beantwoordde
Twijnstra's vraag naar een Dick Bosstraat met een wedervraag: of hij de
misschien de Boslaan bedoelde.
"Nee, nee, een Dick Bosstraat."
"O, de Van den Boschstraat."
"Nee, de Dick Bosstraat, genoemd naar de
detective uit de boekjes van Alfred Mazure."
"Ik ga dat even even aan een collega vragen, een
ogenblikje."
Het bleef daarna heel lang
stil en hij hoorde iemand op de achtergrond in een hysterische lachbui
uitbarsten."
Noch naproestend kwam Ina
weer aan de telefoon: "Nee, hoor een straat met die naam hebben we hier
niet."
Op dat moment kwam Marrichje van der Brol binnen.
Hij had nog net tijd om
mevrouw Van Meerdervoort te bedanken toen Marrichje haar aanwezigheid kenbaar
maakte met: "Goedemorgen Tuinstra".
"Ook goedemorgen Marrichje, het is overigens
Twijnstra hoor."
"O, ik had liever dat je mij mejuffrouw Van der
Brol noemt."
"Daar heb ik niets op tegen als u meneer
Twijnstra tegen mij zegt."
De verhoudingen waren
duidelijk, het Havankproject zou enorm gaan bijdragen aan een gezellige
werksfeer.
"Wat heb jij van Havank gelezen, meneer
Twijnstra?"
"Hoegenaamd niets en ik zou graag willen dat u
me met u aanspreekt, mejuffrouw Van der Brol."
"Mijn vader had ze allemaal in de kast en ik heb
ze, toen ik twaalf was, verslonden."
"Dan kunnen we u dus een echte autoriteit
noemen", Twijnstra probeerde het niet al te sarcastisch te laten klinken.
"Destijds, maar dat is
inmiddels zo'n tien jaar geleden, maar ongetwijfeld ga ik alle Havanks met
plezier herlezen."
"Het lijkt mij goed dat we beiden alle boeken
lezen en afzonderlijk van elkaar een lijst met namen aanleggen en die lijsten
vervolgens met elkaar vergelijken, daarnaast moeten we zoveel mogelijk details
uit Havanks leven achterhalen."
Zo, dat had hij in ieder
geval duidelijk gemaakt. Hij moest hoe dan ook de leiding van het Havankproject
in handen houden.
De volgende ochtend werden
Twijnstra en Marrichje van der Brol bij hun chef, de heer Miedema geroepen, hij
had een verrassing voor ze: "Om jullie aan te moedigen worden medio
januari aanstaande al twee straten vernoemd: er komen een Havanklaan en
een Circus Mikkeniepad. Misschien vragen jullie je af wat dat circus met Havank
te maken heeft..."
"Wat leuk", zei Marrichje, "Circus
Mikkenie is het enige boek van Havank dat in Leeuwarden speelt."
"Wist jij dat Twijnstra?" vroeg meneer
Miedema.
"Nou nee, maar we zijn ook maar pas met het
Havankproject begonnen", bromde Twijnstra.
"Juist en om jullie aan te moedigen worden er al
vast twee straten naar Havank genoemd!"
Marrichje slaagde een juichkreetje: "O, meneer
Miedema wat enig!"
Uiteindelijk leverde het
duo Twijnstra/Van der Brol dertig, aan de boeken van Havank ontleende, namen
in. Het was niet zonder slag of stoot gegaan, maar het karwei zat er op.
Tenminste dat hoopte Twijnstra. Maar meneer Miedema riep op 1 april 1999 dat er
vijf namen te weinig waren. Twijnstra had meteen overwogen dat ze dan een
vijftal gefingeerde figuren konden toevoegen: Archibaldina Philomena
Hassefrasse, Pylorius Helicobacter, Clitoria Crotchborough, Fokje Fockema en
Hammeroydina van der Bil. Dat feest ging helaas niet door omdat meneer Miedema
gesteund door Marrichje namen uit het echte leven van Havank wilde vernoemen en
dus werden respectievelijk Havanks uitgever, echtgenote, vriend, biechtvader en
opvolger met een straat vereerd. Op 20 april 1999 kreeg Leeuwarden er de
volgende serie straatnamen bij:
Een dag later stond er een
grote foto van Marrichje van der Brol samen met meneer Miedema en burgemeester
Loekie van Maaren - van Balen op de voorpagina van de Leeuwarder Courant.
Twijnstra had griep voorgewend en was thuis gebleven. Hij schaamde zich en had
inmiddels naar de gemeentesecretarie van Groningen gesolliciteerd. Zijn
benoeming per 1 juli a.s. had hij al op zak.